Of we allemaal even kunnen luisteren? Wende, het hoofd geheven, blikt ITA rond. Binnen no time ontvoert ze het publiek naar Londen. Diep in de repetitieruimte van het Royal Court Theatre. Waar de zaal koud is, het tl-licht fel en zij tegenover vijf Engelse toneelschrijvers zit: vijf vrouwen. Ieder met een eigen schrijfstijl, achtergrond en in een andere levensfase. Ze drinken thee met melk uit plastic bekers en kijken haar aan, verwachtingsvol. Wende, waar gaat het over?

Na Engeland, Wendes geboortegrond, komt The Song Project naar Nederland. Een voorstelling over geboorte en dood, woede en acceptatie, maar vooral over alle grijstinten van het vrouw-zijn. Een liefdesverklaring ook wel, waarbinnen het moederschap en eenzaamheid uitvoerig worden aangekaart.

De schrijvers, E.V. Crowe, Sabrina Mahfouz, Somalia Nonyé Seaton, Stef Smith en Debris Stevenson, werden gevraagd om een nummer te schrijven in plaats van een toneelstuk. Centraal thema binnen deze achtbaan is dat sommige dingen alleen gezongen kunnen worden.

ITA’s grote zaal doet aan als een roerige bushalte. Gezamenlijk wachten we op een nachtelijk schoolreisje, op weg naar ons diepste binnenste. Een plek waar geheimen liggen opgeslagen, onthullingen borrelend willen overkoken. De resulterende nummers, uitgevoerd door Wende en drie muzikanten (Louise Anna Duggan (percussie), Midori Jaegar (cello) en Nils Davidse (piano)), overlappen qua thematiek, voelen pijnlijk eerlijk en mega-intiem, grenzen aan net te veel van jezelf blootgeven. Alhoewel, wie zegt dat te veel delen per se afschrikwekkend is? Want mijn God, het kan zo lekker voelen. Zeker wanneer Wende het doet.

Strijdlustig, dan weer ingetogen met vocals van glas, glijdend over de rand van een kristallen beker, manoeuvreert Wende zich door grote levensvragen. Hoe ben je sterk, zwak en zacht tegelijk? Wanneer blijkt het dat een mens grootbrengen minder rooskleurig is dan gedacht; eigenlijk een teleurstelling? Wat als je geen kind wil, maar wel moeder wil zijn? In The Promise en Motherfucker bezingt Wende al deze kanten van het moederschap. Tijdens het verbluffende Lonely bitch, aangezet door onheilspellende toetsen van Nils Davidse, raast Wende door de eenzaamheid, hoe dit klinkt om drie uur ’s nachts, zes uur ’s morgens.

Het sterkst is Wende wanneer ze tekeergaat, flink uithaalt. Tijdens momenten waarin ze op de vleugel beukt, haar paardenstaart laat zwiepen, dan weer een stoel op de eerste rij beklimt, het publiek indringend aankijkt. Het vervelende is dat je Wende zelden betrapt op fouten. Zelfs wanneer de voorstelling hapert – de techniek laat het kortstondig afweten, de microfoons kappen ermee – pakt ze de zaal volledig in, krijgt ze een daverend applaus voor haar geïmproviseerde handelwijze.

Ja, The Song Project laat je alle kanten uitkijken en werpt je vervolgens op jezelf terug. Gulzig duwt Wende gedurende honderd minuten eenieder het leven door de strot. Ze laat het je inslikken, langzaam verteren, en dan, net iets wijzer, uitspugen. Achterop het toneel schijnt een enkele spot, komt de zon op.  It’s not light yet, but it’s getting there, zingt Wende. ‘Thuiskomen’, besluit ze haar voorstelling, refererend aan Londen, de stad waar ze werd geboren, ‘is voor mij meer een gesprek dan een plek’.

Foto: Raymond vanOlphen