Twee oudere zusters, Clara en Breda, hebben zich in een zuurstokrode, met geluiddempend fluweel beklede kamer teruggetrokken uit de wereld. Alles wat tot buiten hoort, is voor hen een hel. Binnen zijn ze veilig, en binnen koesteren ze een trauma: in hun stralende jeugdleeftijd zijn ze afgewezen door een geadoreerde showzanger, Roller Royle. De een was negentien, de ander zeventien. Het briljante, extreem intelligent gecomponeerde stuk The New Electric Ballroom (2005) van de Ierse schrijver Enda Walsh neemt telkens verrassende wendingen.

Regisseur Lynn Schutter van het Rotterdamse gezelschap Theater Mooi Weer bracht vorig seizoen Disco Pigs van Walsh, nu dus The New Electric Ballroom. Plaats van handeling is een roddelziek vissersdorp aan de Ierse westkust. Roddels te over, juist over het tweetal Clara en Breda dat door hun jeugdliefde is gedumpt. Duizend keer vertelden ze in de loop van de tijd het verhaal aan hun jongste zusje Ada, die toen een baby was. Aanvankelijk zijn de drie zusters identiek: zijden duster aan, blonde pruik, leeftijdloos. In een gestileerd-expressionistische speelstijl storten Claire Hordijk (Breda) en Beaudil Elzenga (Clara) hun rituele klaagzang uit over Ada (Daisy Hagendoorn).

Het is een slimme vondst dat Breda en Clara zich telkens verkleden tot een jong meisje met korte rok en topje aan wanneer ze bij wijze van rouwverwerking de traumatische gebeurtenissen opnieuw opvoeren, een soort re-enactment. Ze koesteren hun liefdesverdriet, al decennia lang. Geleidelijk worden ze ouder, schminken zichzelf met bebloede lippen en ogen en donkere, holle wangen. Bij een recente Ierse voorstelling uit 2023 waren de hoofdrolspelers Barbara Brennan en Jane Brennan (inderdaad, ook in het echt zusters) in de zeventig, de actrices van Theater Mooi Weer zijn beduidend jonger.

Dat Clara en Breda zo bitter werden afgewezen leidde in het vissersdorp tot roddels. Walsh’ tekst bevat superieure passages over hoe praatziek mensen zijn, hoe zij met woorden en taal het leven kapotmaken van anderen, hoe besmeurd door taal de vrouwen zich voelen als ze de vernederende roddels horen in de smalle stegen. Vertaler Karst Woudstra heeft Walsh’ tekst omgezet in een explosief klaaglied. Soms schreeuwen de vrouwen het uit, schrikken van elkaar, ze zitten gevangen in mechanische bewegingen. Het enige bezoek dat ze ontvangen is van de visser Patsy (Jurriaan van Seters). Hij brengt de nieuwste roddels uit het dorp en telkens wijzen ze hem de deur, al luisteren ze nog zo wellustig naar zijn verhalen. Hij vertegenwoordigt de boze buitenwereld. De vissen die hij hen geeft, zijn van plastic. Ook hij wordt door de dorpsvrouwen met taal vernederd; zonderling zou hij zijn en vooral ‘vissig’.

Ada lijkt de dans te ontspringen, ze is nog jong en schoon, nog niet het onderwerp van roddel. Als zij opeens haar blonde pruik afdoet, ontstaat er een briljante wending: in een theatraal ritueel laten ze Patsy optreden als zanger in felblauw glitterkostuum, zo uit de jaren zeventig, en Ada wordt verliefd, net zo radeloos als Breda en Clara destijds. Patsy zingt een nummer over hoe mooi de liefde samen is, hoezeer Ada alles betekent voor hem. Leeft Ada in een droomwereld, in fictie? Is dit ritueel verzinsel of werkelijkheid? Is het een theatraal spel? In elk geval verbreekt Patsy de prille liefde en laat Ada alleen achter, hartbrekend huilend. Dan ontfermen de oudere zussen zich over de jongste en troosten haar. Ook zij moet de pijn van onbeantwoorde liefde verdragen. Ze schminken haar oud, zoals ze zichzelf oud geschminkt hebben.

Het is een donker sprookje dat Walsh en Schutter met hoogstaande acteurs verbeelden. Soms gaan tekst en speelstijl misschien over de top en gebeurt er te veel om greep te houden, maar met terugwerkende kracht besef je welke vooruitwijzingen de voorstelling heeft naar dat dramatische hoogtepunt: Patsy verkleden als zanger Roller Royle. Ik moest denken aan het derde deel uit Who’s Afraid of Virginia Woolf? dat toepasselijk Exorcism heet, de duiveluitdrijving. Hier wordt door het opnieuw naspelen van een traumatische gebeurtenis zowel de duivel van het eeuwigdurende liefdesverdriet uitgebannen als weer opgeroepen. Het is een oefening in ontroostbaarheid.

De voorstelling heeft een sterk samenspel van regie, decor (David van der Wees en Jerrel Manuël), dramaturgie (Alexander Schreuder), kostuums (Marian Hoefnagels) en geluidsontwerp (Didi Kreike). Het is onmiskenbaar knap dat de regie van Lynn Schutter zowel het mysterieuze, bijna ongrijpbare van tekst en handeling in stand houdt als wel voldoende prijsgeeft om de tekst te doorgronden. ‘We zijn door verhalen getekend’, luidt het motto van The New Electric Ballroom. Welke ongekend grote impact roddels, verhalen en taal op iemands leven heeft, daar gaat deze beklemmende voorstelling over.

Foto: Maarten Laupman