Op een enigszins afgelegen terrein, waar industrie en nijverheid al lang geleden hebben plaatsgemaakt voor woningbouw en vrijetijdsindustrie, zoek ik in de schemer naar The NarcoSexuals. De nieuwe installatie van Dries Verhoeven doet theatraler en dramatischer aan dan ik gewend ben in zijn werk. Laverend tussen peepshow en de re-enactment van een avondje seksen met een Grindr-date, ontstaat er een wonderlijk spel van blikken naar binnen en naar buiten.

Zeven jongens doen iedere dag een urenlange performance in een ruimte, die van binnen een generiek ingericht appartement voorstelt, maar van buiten de afwerking mist om voor iets anders dan een decor door te gaan. Ze zijn bloot, naakt. Hun piemels wapperen in het rond als ze door het huis dwalen en steeds andere poses innemen. Sexy en geil soms, vaak ook zweverig en eindeloos kletsend, zoals drugsgebruik dat soms opwekt.

Niets in de voorstelling doet denken aan het georganiseerde voyeurisme van de raamprostitutie, zoals ik dat van mijn dagelijkse omgeving in Amsterdam ken. Het binnen van de jongens en het buiten van de toeschouwers wordt zorgvuldig verbonden door een geluidstape, die iedere toeschouwer met ogen én oren bindt aan het binnen. Tegelijkertijd sluit de koptelefoon de toeschouwers van elkaar af, terwijl zij zwalkend rond het huis gaan. Hier geen theater, maar het mimicken van de roes die drugs genereren, de tunnelvisie, het meer of minder genoeglijk opgesloten zitten in je eigen ervaring, te midden van anderen.

De vele teksten die de jongens in de mond zijn gelegd, dwingen de toeschouwer zich te verplaatsen in een serie wonderbaarlijke tweespalten of paradoxen, zoals die van verslaving en zelfbeschikking of vrijheid, van obsessie en intimiteit, van eenzaamheid en collectieve seks, van narcisme en overgave, van mechanische vermenigvuldiging en uniciteit – te veel om op te noemen eigenlijk. Bráulio Bandeira, Matteo Bifulco, Tamar Blom, Vincent Clavaguera, Wojciech Grudziński, Estefano Romani en Barnaby Savage zijn niet inwisselbaar, al lijken ze dat wel op het eerste moment, door hun beschikbaarheid, naar ons en naar elkaar.

De loop duurt iets meer dan een uur, denk ik. Het is ontroerend en naargeestig om uiteindelijk bij dezelfde teksten uit te komen, dezelfde jongens, dezelfde gelaten gebaren. Soms lieren zwoele house en techno zowel de toeschouwer als de performer op. Soms is er oogcontact, met de een meer dan met de ander. De ogen van de performers zijn door lenzen afgedekt. Niets spiegelt daar of beweegt. Er is geen diepte, er lijken geen vragen. De holle blikken staan daarentegen een ongegeneerde blik op de lichamen toe, wat het voyeurisme tegelijkertijd bevestigt en ontkracht.

Er zijn hilarische momenten, ontspannen momenten, lyrische momenten, maar meestal heeft het geheel iets droevigs – fucking your loneliness away. Na afloop is er ook nog de tekst van Dries Verhoeven, waarin hij zijn eigen ervaring met chemsex (seks onder invloed van harddrugs) verbindt met grotere thema’s. Al mijn keywords komen terug – gentrificatie, commodificatie, bevrijding.

Opvallend is Verhoevens verwijzing naar de jaren zestig, zeventig en tachtig, toen COC en roze karavanen onderling bescherming boden en de gevestigde orde uitdaagden met even radicale als vrolijke of hilarische vormen van verzet. Maar er is iets veranderd in de afgelopen decennia. Verhoeven beschrijft hoe het heteronormatieve en het neoliberale een context van ‘ontsmetting en verschraling’ schiepen, de homowereld terug onzichtbaar maakten.

Wanna Play?, een installatie van Verhoeven die in Berlijn tot een schandaal leidde en zelfs gecanceld moest worden, riep reeds de vraag op wat er van de zichtbaarheid van de homowereld overblijft als alles zich via online in de privésfeer afspeelt. Doen de drugs iets voor mannen die terug in de kast zijn beland? Of is er een nieuwe generatie die het verschil tussen kast, gang en buitenwereld überhaupt niet meer ervaart, omdat ons leven zich verplaatst heeft naar onze chats op de diverse acounts?

Mijn nieuwe lief heeft Less than zero van Bret Easton Ellis gelezen, in 1987, het jaar dat het boek uitkwam. No future is back zou je kunnen zeggen. The NarcoSexuals is niet het enige werk op SPRING Performing Arts Festival dat uitdrukkelijk om seks en andere intieme omgang draait, in relatie tot de consumptiemaatschappij en mediagebruik. Ik moet aan Pasolini denken als ik oude beelden van een houseparty voorbij zie komen, niet met duizenden in een dome, maar jaren zeventig-beelden van een feestje thuis, twee mannen die elkaar voorzichtig kussen voor de camera.

De bevrijdende overgave van de chemische seks is voor een oude punker als ondergetekende natuurlijk moeilijk na te volgen. Het lichaam van een onbekende omarmen als een universum klinkt weergaloos, maar het inwisselbare van de seks en het ontbreken van iedere verdere connectie dan die seksuele blijft vervreemdend werken. Ik doe het de casanova’s onder mijn jonge vrienden niet na, al zijn hun verhalen over zorg, openheid en diveristeit stukken overtuigender dan die over vrije seks van menig hippie-ouder uit mijn jeugd.

Een nieuwe rauwheid dient zich aan, dwars door de dystopie, de nonplek van het westerse heden. Isolement en angst (om buitengesloten te worden, de boot te missen, op straat gegooid te worden) overheersen. Hoe die nood, zoals Verhoeven in zijn tekst terecht vraagt, aanzet tot opnieuw een sociale vorm vinden voor het publieke domein, blijft een vraag.

Foto: Willem Popelier