In The most human onderzoekt choreograaf Robin Jonsson de menselijkheid van een programmeerbare robot. Het gevoel van menszijn blijkt vooral in feilbaarheid en kwetsbaarheid te schuilen.

River / Fish / Food / Yummy / Tummy / Organs / Church / God / Religion / Faith / Hill…’  En zo gaan de man en de robot nog wel even door in hun spel. De een zegt een woord, de ander roept zijn eerste associatie. Associëren: hoe doet een robot dat? En zou jij, als lezer, in de bovenstaande uitwisseling kunnen bepalen welke woorden door de robot zijn gezegd, en welke door de man?

Het is maar een van de vele interessante vragen die The most human opwerpt. De Zweedse choreograaf en geluidskunstenaar Robin Jonsson, die aan P.A.R.T.S. in Brussel werd opgeleid, toonde ook in zijn eerdere werk al een fascinatie voor niet-menselijke belichaming. In de eerste voorstelling die ik van hem zag, Simulations (2010), bouwde hij een choreografie uit nagebootste bewegingen van videogame-personages, en in het daaropvolgende The Hollows 2 (2013) richtte hij zijn blik op de bewegingstaal van zombies.

De stap naar robots lijkt daarmee voor de hand te liggen. In The most human delen een danser (Ludvig Daae) en de 40 centimeter hoge robot Maria het podium. In de eerste scènes volgt Maria de bewegingen van Daae nog, maar halverwege de performance begint ze meer initiatief te tonen en neemt ze uiteindelijk de leiding.

In een van de meest verrassende scènes nodigt ze het hele publiek uit om deel te nemen aan een spelletje: als zij muziek speelt, moeten we dansen. Als de muziek stopt, staan we in een freeze stil. Dat het hele publiek meedoet geeft al aan in welke mate Maria ons om haar plastic vingers heeft gewonden.

De opbouw van The most human is sterk gericht op dit verleidingsproces. Na de eerste dansscènes stort Maria opeens uitgeput ter aarde, kuchend als een klein kind. Daae brengt haar naar een laadstation, waar we op videobeeld een herinnering uit het repetitieproces te zien krijgen: Daae en Jonsson behandelen Maria alsof ze trotse vaders zijn wiens kind haar eerste stapjes heeft gezet. De equivalentie die er zo tussen de robot en een peuter wordt getrokken legt de basis voor de speelse scènes die erna komen.

Het is interessant om te merken dat juist de momenten waarop de robot het meest hulpeloos lijkt, de sterkste empathie teweegbrengen. In de dansscènes is het contrast tussen de robot en de danser fascinerend: omdat Daae de bewegingen met perfecte fysieke beheersing uitvoert en Maria veel haperender beweegt, lijkt de robot van meet af aan menselijker dan haar tegenspeler. Het roept interessante vragen op over virtuositeit: is feilbaarheid zo belangrijk voor ons idee over menselijkheid?

Hoe dan ook toont The most human op overtuigende wijze hoe makkelijk we een robot als mens kunnen zien. Jonsson struikelt echter aan het einde van de voorstelling: de te letterlijke monoloog die hij Maria in de mond legt (inclusief flauwe Blade Runner-quote) berooft de voorstelling te veel van zijn ambiguïteit. Het is juist in het bewegingsmateriaal dat The most human op zijn sterkst is.

Foto: Chrisander Brun