In The life and death of Marina Abramović laat regisseur Robert Wilson Marina Abramovic niet alleen sterven, maar ook afrekenen met haar controle, melancholie en verlangen naar het extreme. Dat doet hij door in zijn enscenering veel nadruk te leggen op gebeurtenissen uit haar jeugd in Servië. De Grand Lady van de performancekunst gaf  Wilson de vrije hand en speelt zelf de rol van haar moeder. Dat is een spannende keuze in een voorstelling die hoge verwachtingen oproept dankzij de inbreng van vier grote kunstenaars.

Als de toeschouwer binnenkomt liggen drie identiek geklede acteurs als het lijk van Abramovic op katafalken, terwijl drie Dobbermann honden tussen rood oplichtende botten rondsnuffelen, een verwijzing naar een van Abramovic’ performance acts. Het duurt vele minuten voor dit beginbeeld wordt uitgewist, want door de hectische binnenkomst heeft nog lang niet iedereen zijn stoel gevonden en pas daarna kan Hare Koninklijke Hoogheid door festivaldirecteur Pierre Audi naar haar plaats worden begeleid.  Als het zover is, weet Wilson nog een mooi beeld te vangen: terwijl de lampen doven lichten de drie witte gezichtsmaskers nog even  fel op. Dit soort subtiliteiten zijn absoluut Wilsons grote kracht, al kent deze voorstelling er te weinig van.

Acteur Willem Dafoe leidt de toeschouwer door de autobiografie van Ambramovic’ leven. In zijn groene legertenue, met zijn witgeschminkte gezicht en zijn rode piekharen heeft hij iets weg van een clown. Dafoe vertelt, schmiert en zingt. Klasse is het hoe hij zijn vertellersrol invult vanuit zijn papieren kantoor op het voortoneel. Elk woord, elk gebaar en elke grimas wordt zorgvuldig getimed en in de entre-acts weet hij het publiek met gemak  naar zich toe te zuigen. Abramovic’ kinderdromen en angsten worden breed uitgemeten. Moeder slaat en controleert haar dochter tot in den treure, vader slaapt met een pistool naast zijn bed. De lijn met haar latere zelfkastijdende performancekunst is helder. De boze dromen worden kleurrijk en bijna cabaretesk verbeeld, maar qua vorm hebben ze weinig van doen met de sobere ernst van Abramovic’ kunst. In die zin kent The life and death of Marina Abramović vooral de hand van Wilson.

In de rol van haar dominante moeder heeft Ambramovic een uitgerekend loopje waar steeds hetzelfde ritmische muziekje onderstaat. Een herhaling die goed werkt in het eerste deel van de voorstelling. Ernst is er vooral in de vorm van de muziek en de aanwezigheid van Antony (van de Johnsons!). Drie liederen zingt hij in zijn statige, gothic kostuum. Antony’s lyriek en poëtische teksten geven een dramatische kleur aan de voorstelling. Vaak over de top, zoals we dat van hem gewend zijn.

Wilson laat diverse performance acts van Abramovic illustratief passeren zoals ook haar relatie met Ulay (pseudoniem van Frank Uwe Laysiepen), de kunstenaar met wie ze in de jaren tachtig in Amsterdam woonde en werkte. In de loop van het stuk kruipt Marina Abramovic langzaam uit de rol van haar moeder in die van zichzelf. Symbolisch is het moment dat ze een wit masker afneemt en we haar identiek wit geschminkte gezicht zien.

In de mooie partizanenscène met traditionele Servische gezangen van de prachtig geklede zanggroep van Svetlana Spacic verschijnt Abramovic op een houten paard. In elk volgende scènebeeld heeft ze een nieuwe pose, waarin ze lang verstild ligt of staat, zoals in haar performances. Het ziet er allemaal prachtig uit; de scenografie en de kostuums zijn een lust voor het oog. Jammer dat Wilson niet meer doet met Abramovic’ extreme stijl en vooral vaart op zijn eigen bekende idioom.

Al weet hij Abramovic’ leven en ten slotte ook haar heroïsche dood (vol symbolen) mooi te verbeelden, de kitscherige overdaad doet aan haar kunst en opvattingen weinig recht. Toch vaart Abramovic er wel bij, leven en werk waren immers altijd al verstrengeld. In die zin zet Wilson, die door de kunstenares was gevraagd om haar begrafenis te ensceneren, het label Abramovic weer eens stevig op de kaart.

(foto: Lucie Jansch)