Omdat Los Angeles zijn favoriete stad is, maakt regisseur Stef Lernous er voorstellingen over. Met zijn gezelschap Abattoir Fermé uiteraard. In de Rotterdamse Schouwburg waren er twee te zien: Buko en The L.A. Play. Heel verschillende voorstellingen, met en zonder door de personages gesproken tekst, maar vanuit een overeenkomstig gevoel: morsige mannen worstelen met het leven en de vrouwen.

This is America, man, en dus rukt de homicide squad meteen in de eerste minuut van The L.A. Play uit. Er zouden vijf doden zijn, waarvan één een beroemdheid. We horen het als bericht als het nog donker is. Als het licht wordt, zien we de kamer van de onbenoemde hoofdpersoon. In het vuilbruine behang zit een gat. In de ijskast zit behalve schimmel niks. De stroomvoorziening ontploft regelmatig. Afval gaat gewoon het raam uit. Er wordt eten verwerkt op manieren waar 24Kitchen nog lang niet aan toe is. Apparaten spugen gas en kunnen alleen uitgezet worden met een honkbalknuppel. Maar op de achterwand hangt de afbeelding van HOLLYWOOD in hoofdletters, op een heuvel bij Los Angeles, want in Amerika is de Amerikaanse droom overal. Zelfs in dit ranzige hol.

De kale man met de nuchtere blik en de kluchtige motoriek (Chiel van Berkel) heeft een wonderlijke vrouw met kleine handjes en mondhoeken die naar de grond wijzen (Tine Van den Wyngaert). Hij parkeert haar als hij zich eerst keurig voor haar heeft omgekleed voor de storende tv. Daar kunnen ze samen genieten van oude films. De man zelf heeft trouwens een sterke King Kong in huis. De vrouw heeft in betere tijden misschien een filmcarrière gehad, of misschien doet ze alsof en vindt ze het gewoon leuk om over de rode loper te worden gereden. De man, dienstverlenend als hij is, regelt dat en voorziet haar van een kloeke emmer popcorn.

Het ging al niet florissant met haar en ze komt aan haar einde. Maar hij kan er niet om treuren, gauw een ander weer gehaald. Uit de ijskast in dit geval, waarin het altijd handig is om een paaldanseres op voorraad te hebben.

Het zou jammer zijn om alle vondsten en krinkels te vertellen. Het zijn er trouwens ook te veel. Zowel Buko (een regelrechte dronkenmansklucht) als The L.A. Play hebben niet dat duistere, broeierige van eerder werk van Abattoir Fermé, maar de voorstellingen wroeten toch ook naar verborgen menselijke drijfveren. Zonder daar overigens duidelijke uitspraken over te doen. De man in The L.A. Play doet zijn dingen zonder blijk te geven van morele overwegingen; Van Berkel speelt dat mooi uit. Dat maakt de voorstelling grappig. In het werk van bijvoorbeeld Alex van Warmerdam werkt dat ook zo. Verder zijn de vormgeving en de rijkdom aan beelden sterke troeven: de gebeurtenissen blijven verrassen, ondersteund door de soundtrack van Kreng. Vroeger maakte Alex d’Électrique dit soort puinhooptheater vol verbeeldingskracht. Mooi dat het nog, of weer, bestaat.

Foto: Sofie Jaspers