De Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge is dit jaar een van twee Associate Artists op het Holland Festival. Verschillende van zijn voorstellingen zijn te zien op het festival alsook, vanaf zondag 2 juni in EYE, de verzameling animatiefilms Ten Drawings for Projection. Gisteravond opende het festival met zijn imposante muziektheatervoorstelling The Head & The Load.

‘You don’t call them, you count them.’ Het is een van de cruciale zinnetjes die voorbijkomen in The Head & The Load, waarin William Kentridge de geschiedenis van Afrikanen tijdens de Eerste Wereldoorlog belicht. Een geschiedenis die grotendeels vergeten is of slechts nog wordt overgeleverd in anonieme getallen. Want een naam kregen ze niet, de honderdduizenden Afrikanen die zich, met een lokaas van avontuur of een beter leven, stortten in wat niets anders bleek dan slavernij. Blootsvoets trekkend door de jungle, letterlijk de lasten dragend van de Europese kolonisten die vochten om hun invloedssfeer, om maar eens een veel te mooi woord te gebruiken voor een ongekend destructieve realiteit. Tallozen kwamen om, vaak door uithongering of ziektes, in volstrekte anonimiteit. You don’t call them, you count them.

Kentridge maakte The Head & The Load samen met componisten Philip Miller, met wie hij al ruim twee decennia geregeld samenwerkt, en Thuthuka Sibisi en choreograaf Gregory Maqoma, maar vooral ook met een grote groep dansers, acteurs, zangers en muzikanten die het tientallen meters brede podium van Theater Amsterdam bevolken. Over de gehele breedte worden op de achterwand foto’s, filmpjes, teksten en bovenal de kenmerkende houtskool- en inkttekeningen van Kentridge geprojecteerd. Op het podium is vrijwel constant beweging. Van kubussen die uitvouwen tot kleine decortjes, van orkestjes, dansers en stellages. De voorstellingen van Kentridge zijn een samenkomst van kunstdisciplines en elementen en hier, op dat podium dat zich niet in één blik laat vatten, komt dat goed tot zijn recht.

Er wordt bewust geen harmonie gecreëerd tussen al die disciplines en elementen. De geschiedenis is immers een vaak ordeloze clash van factoren. Wat ook terugkomt in de muziek, waarin opera afgewisseld wordt met marsmuziek, Afrikaanse gezangen en westerse experimentele muziek, zoals Kurt Schwitters Ursonate. En ook de taal botst en struikelt over zichzelf heen. Engels, Frans, Swahili en Duits wisselen elkaar af of gaan dwars door elkaar heen. Soms met vertaling op de achterwand, soms ook zonder. Mede door de lange geschiedenis van kolonialisme is Afrika een continent geworden getekend door onverstaanbaarheid.

Tegelijk benadrukken die in de enorme ruimte vervliegende woorden hoe betekenisloos veel van die oorlogsfilosofieën zijn waarachter de zwijgende massa’s voetsoldaten schuilgaan. Enorme landkaarten worden geprojecteerd op de achterwand waarop de conflicten zich in pijlen, lijnen en inktvlekken verspreiden tot een onontwarbare kluwen. Leo Tolstoj ontmantelde al dat mystieke idee van de grote oorlogsstrategen en schreef dat oorlog zelden over directe confrontatie gaat, maar veel meer over omtrekkende en wegduikende bewegingen.

Een bizar voorbeeld daarvan is Paul von Lettow-Vorbeck, de opperbevelhebber van de Duitse troepen in Oost-Afrika die jarenlang letterlijk de Britse troepen wist te ontlopen door duizenden kilometers door de jungle te trekken. Die na afloop van de oorlog kon rekenen op bewondering, zelfs van de Britten, zonder dat iemand het had over de talloze Afrikaanse dragers op wiens schouders de lasten werden gedragen en die in grote getale omkwamen op deze tochten. Of over de vele dorpen die werden geplunderd en achtergelaten in honger om de officieren van eten te voorzien. In zijn memoires vergeleek Von Lettow-Vorbeck de voettochten met een ‘carnavalsoptocht’.

Zijn naam wordt niet genoemd in de voorstelling, maar deze absurde historie wordt wel gereflecteerd in de lange processie die de pakweg veertig acteurs, zangers, dansers en muzikanten in de voorstelling vormen over het vijftig meter brede podium, hun schaduwen geprojecteerd op de achterwand. Ze dragen uitsnedes van vlaggen, portretten, kanonnen, instrumenten, zelfs schepen. Het schaduwspel dat hier gecreëerd wordt, herinnert aan More Sweetly Play the Dance, de installatie van Kentridge die in 2015 te zien was in EYE. Het is een ode aan al die naam- en gezichtsloze schimmen die nooit uit deze dwaaljungle terugkwamen. Als verdoemd om in deze niet te stoppen of te keren parade van de geschiedenis eeuwig de ene voet voor de andere te plaatsen.

The Head & The Load neemt de toeschouwer niet bij de hand en onvermijdelijk zijn er elementen die aan je voorbijgaan. Maar zelfs dan is het een, wellicht wat fragmentarische, verzameling scènes en momenten met grote zeggingskracht. Zoals wanneer God Save the King wordt aangeheven door zangeres Grace Magubane en langzaam overgenomen door een koor. Met alleen hun hoofden uitgelicht in een verder donker decor lijken ze net kaarsjes, brandend ter nagedachtenis. Maar dan, alsof plots de onverenigbaarheid van dat lied met de verzwegen doden die eronder geveegd zijn doordringt, beginnen de zangers te haperen, stokkend in de woorden.

In toon gaat The Head & The Load van het absurde en groteske (Joanna Dudley als een klanken, woorden en speeksel spuwende Germania), naar ontroerend en subtiel (twee op elkaar leunende soldaten die trillend salueren). En toch is er een drang die al deze scènes bindt: het zichtbaar maken van de menselijke ervaring achter de getallen. Hier zien we de gezichten, hier lezen we de namen. Hier horen we de voeten stampen en de stemmen zich verheffen. Want gezwegen is er al zo lang. ‘Als je valt, val in stilte’, werd de Afrikanen ingeprent. The Head & The Load is een voorstelling die geen moment zwijgt.

Foto: Stella Oliver