The great Gatsby van Toneelgroep Maastricht lost de belofte niet in. Door Gatsby in de eerste drie scènes alleen zingend op te voeren, zonder interactie met andere personages, terwijl scène voor scène zijn imposante huis om heen wordt opgebouwd, wekt regisseur Servé Hermans de verwachting dat hier een mysterieus figuur binnensluipt die alles, ook voor ons in het publiek, zal doen kantelen.

‘Seasons’ van Chris Cornell, ‘Hurt’ van Johnny Cash en ‘Indifference’ van Pearl Jam zijn qua sfeer mooie keuzes, die passen bij de stem van Jeroen van Koningsbrugge, die Gatsby speelt. Ze doen denken dat hier een bewerking volgt die voor zijn generatie betekenisvol zal zijn. Het is muziek die lang stilstaat bij de pijn die het leven kan doen. Maar wat volgt blijkt weinig meer met die opzet van doen te hebben. Het moet vooral een beetje netjes blijven. Zodra iets pijn begint te doen, volgt een grap, met de goocheltruc van een doorgezaagde vrouw als dieptepunt.

Hoe prima Van Koningsbrugge zijn rol als Gatsby ook invult – schutterend als het moet, vol bravoure als het kan – de spelers om hem heen geven weinig tegenspel. Jeske van de Staak als Daisy gaat voorbij aan de subtiliteiten van haar rol en grijpt snel naar bodemloze hysterie. Terwijl zij in de grond de schurk is, als verrader van de droom en verloochenaar van de man die alles voor die droom overheeft. Die pijn is afwezig.

Rogier Philipoom kiest voor een botte, ploertige aanpak voor Tom Buchanan, zonder de geslepenheid die onder de vernislaag van oud geld kan bestaan. Ook daar niet de pijn van de schone schijn. En ik heb grote moeite met de clichématige invulling van homoseksualiteit die Dries Vanhegen in een van zijn drie rollen geeft, voortdurend leunend op een heup en koket met de handen wapperend.

Daan van Dijsseldonk als de naïeve verteller Nick Carraway moet het dan doen, qua tegenspel. Terwijl zijn rol die van observerende buitenstaander is. Het is goed dat het hem lukt om met elk van de spelers een logica te vinden voor zijn meegaandheid.

Great American novels gaan vaak over de great American dream. Omdat een roman de ruimte geeft om in te zoomen op de innerlijke levens van de personages, gaat het in die grote Amerikaanse romans vaak over de uitwerking van het najagen van die droom op het individu.

Met The great Gatsby schreef F. Scott Fitzgerald in 1925 zijn versie. De tragiek is groots, en de droom verwoest niet alleen Jay Gatsby, maar versplintert ook de dromen, verlangens en façades van alle andere personages. Alleen het land van die dromen, Amerika, blijft rustig liggen, from sea to shining sea, een groen baken in elke haven. Wie de laatste bladzijdes leest, voelt heel sterk: dat groene licht is een dwaallicht.

Om een verhaal van honderd jaar oud vandaag opnieuw te vertellen moet je een goede reden hebben. Amerika en de Amerikaanse droom zijn ook vandaag relevante onderwerpen, met een beetje goeie wil ook voor een Nederlands theaterpubliek. Het kapitalisme dat het zaad is van die droom is de dominante economische organisatievorm, ook hier, en een factor van belang in het mangelen van de mens. Ook wij zijn zogenaamd een klassenloze samenleving. En toch, wie voor een dubbeltje geboren wordt, …

Des te bevreemdender is het dat Toneelgroep Maastricht in de publiciteit rondom deze voorstelling consequent spreekt van een liefdesverhaal. En dat zich ‘stap voor stap de ontmaskering van de charismatische Gatsby ontvouwt’.

Zo bezien is Gatsby de schurk. Maar in feite doet hij niets anders dan die droom najagen, en toont het verhaal wat dat met hem doet. Om zijn geluk te bereiken moet hij iemand anders worden; hij moet, om in Daisy’s welvarende bestaan waarin de Eerste Wereldoorlog een vaag gebeuren op de achtergrond is geweest, het meeste geld hebben en het beste huis, op de beste plek, met de beste champagne in de kelders en de beste feesten in de tuin. Alleen dan kan hij het ook maar wagen om zijn geluk naar zich toe te trekken. Toevallig is dat een liefde. Maar het had ook iets anders kunnen zijn.

Waar het om gaat is die bovenmenselijke wilskracht die Gatsby moet hebben. En heeft. De pijn is dat hij een eenling is in een schurkerig systeem. De tragiek van het verhaal is dat alleen Nick Carraway dit ziet. De tragiek van deze voorstelling is dat we het als publiek niet kunnen ontwaren tussen de grapjes en de eendimensionale insteek.

Foto: Ben van Duin