Ze gooit haar hoofd in haar nek en begint bulderend te lachen. Meet Miss Betty, de vrouw des huizes in het dertigerjaren-huishouden van Cirque Le Roux. Ze is geen vrouw om mee te sollen: meerdere echtgenoten legden het loodje en nu is haar nieuwe liefde aan de beurt. In het dressoir duikt Betty een flesje gif op en ze gooit haar hoofd weer naar achteren. Haar lach schalt door de luxueuze woonkamer, langs de art deco lampjes, over de Chesterfield – en dan vliegt de deur open. Het spektakel kan beginnen.

Het Frans-Amerikaanse Cirque Le Roux maakte in 2014 The Elephant in the Room, circustheater in film noir-stijl. De productie, in regie van Charlotte Saliou, is dit jaar de openingsvoorstelling van het festival Circusstad in Rotterdam. Vier circusartiesten nemen hun publiek mee naar een landhuis in 1937. Daar probeert Betty (Lolita Costet) uit alle macht om haar echtgenoot (Yannick Thomas) om te brengen, maar ze had even buiten haar huisgenoten gerekend. Met een onhandige ober (Gregory Arsenal) en de avances van een charmante Amerikaan (Philip Rosenberg) begint wat, in pr-tekstjes, waarschijnlijk een ‘doldwaas spektakel’ zou heten.

The Elephant in the Room is een whodunnit met een spanningsboog waarvan Agatha Christie zich zou omdraaien in haar graf. Deze voorstelling moet het duidelijk hebben een ander soort opwinding, opgewekt door de stunts van de circusartiesten. Zij klimmen en duikelen door het decor, balanceren op één arm en Costet vliegt wat af. Door haar mannelijke collega’s wordt ze opgetild, heen en weer gegooid, gevangen en weer gelanceerd. Lichamen trillen, zweet gutst en de huid wordt roder en roder door al dat klimmen en stuiteren. Met immense beheersing duwt Rosenberg zijn lichaamsgewicht boven zijn hoofd, Thomas draagt Arsenal op zijn schouders en uit de zaal klatert applaus.

De voertaal op het toneel is een mengeling van Frans en Engels, maar voor hun bezoekje aan Rotterdam heeft Cirque Le Roux ook wat Nederlands geleerd. Om het verhaal begrijpelijk te maken voor toeschouwers die geen Frans of Engels spreken, zijn een stuk of tien Nederlandse woorden voldoende: ‘liefje’, ‘deur’, ‘je bent belachelijk’ en een drietal zinnen over dure cadeaus. Kortom: de stunts zijn leidend en dit gaat ten koste van het plot en de personages. Beiden kennen nauwelijks diepgang en de karikaturen in het verhaal roepen bovendien weinig sympathie op.

Pas halverwege de voorstelling mogen we even ontsnappen uit dit universum, als het verhaal naar een droomachtige werkelijkheid verschuift. Het vergif doet zijn werk? Een twintigtal lampjes zakt tevoorschijn, kostuums gaan uit en het licht wordt zachter. De act wordt abstracter en even raakt alle hilariteit op de achtergrond – het gekluns met dienbladen en shakers, het gevlei van die Amerikaan en alle onhandige versierpogingen. De scènes die volgen, getuigen weer van grote lichamelijk beheersing en durf, maar zijn in deze setting indrukwekkender. De beelden zijn poëtisch, minder vlak dan eerst. De muziek (door componist Alexandra Streliski) creëert een moment van rust, met lichamen die rijzen en zakken in een hypnotiserend tempo. Maar dan wordt het licht alweer feller en zijn we terug in dat landhuis. Uiteindelijk lacht Miss Betty het hardst, letterlijk.