Een in het zwart geklede man met plooirok vraagt: ‘Am I speaking loud enough for the people in the back?’ Choreograaf en danser Hooman Sharifi spreekt nonchalant, weifelend en op informele, persoonlijke toon. Ik ruik nog eens aan het papieren geurdoekje dat we bij binnenkomst kregen aangereikt. Het is een frisse geur, die me vaag ergens aan doet denken, maar ik kan niet goed thuisbrengen waaraan.

‘If you think that I am lost and messing up, I probably am.’ Na zijn korte introductie dimt het licht. Prachtige warme Perzische klanken vullen de zaal. De twee muzikanten op de vloer weten hun traditionele snaarinstrumenten vakkundig te bespelen. Ze zijn ooit gevlucht uit Iran, waar musiceren na de Islamitische Revolutie van 1979 verboden werd. Dat zou je bijna vergeten.

Culturele identiteit is een ingewikkeld concept dat wordt gebruikt om zowel inclusie en diversiteit als uitsluiting te propageren. Dat weten ze bij Dancing on the Edge, het festival dat The Dead Live On In Our Dreams en andere podiumkunst uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en hun diaspora toont. Hoe representeer je een culturele identiteit zonder in conservatisme, nationalisme, clichés en exotisme te vervallen?

Sharifi vertelt een wat ongestructureerd verhaal, waarin het gaat over (culturele) identiteit, politiek, het (fysieke) geheugen, rouwen en dromen. Het lijkt een rijtje haperende gedachtespinsels, maar juist in deze spinsels vind je handvatten die helpen om het vervolg van de voorstelling betekenis en kleur te geven. Het geheugen kent een vreemd proces, legt Sharifi uit. Wanneer je je iets herinnert construeer je eigenlijk een nieuwe gedachte. Elke keer dat je je datzelfde fenomeen herinnert, vervorm je de herinnering een beetje. De paradox wil dat de herinnering steeds helderder lijkt te worden, ontdaan van ruis, maar dat hij steeds verder van de daadwerkelijke gebeurtenis en ervaring af staat.

Zonder (collectief) geheugen, bestaat (culturele) identiteit niet. Herinneren is een proces, waarin het geheugen zijn narratief, bij elke vertelling in het hier en nu, opnieuw leven inblaast. Een proces dat veel gelijkenissen vertoont met de traditionele Perzische vertelcultuur. Sharifi heeft, geïnspireerd door die vertelcultuur, zijn eigen vorm van theatrale poëzie ontwikkeld. We zien hem ter plekke zijn herinneringen, zijn persoonlijke culturele identiteit, leven inblazen. Aan de hand van objecten, geur, muziek en dans zet hij zijn geheugen in beweging. Hij (re)construeert in het hier en nu zijn persoonlijke geschiedenis als een abstract gedicht zonder woorden. Een geschiedenis die, gezien zijn achtergrond als Noors-Iraanse choreograaf, onvermijdelijk politiek geladen is.

De symboliek en bewegingen zijn meerduidig en open. Hierdoor is er veel ruimte om een spoor van eigen herinneringen te volgen, of eigen betekenissen toe te kennen aan de geschiedenis van Sharifi. Het meest concreet is de grote gouden deken op het toneel, die doet denken aan de reddingsdekens die we kennen uit het journaal. Maar ook die deken wordt meerduidig, wanneer Sharifi zich er als een kind onder verstopt, er een abstracte, licht reflecterende vorm van creëert, of ermee paradeert als een koning met zijn mantel. De voorstelling wil zich niet eenduidig laten definiëren, net zoals een particuliere ervaring van identiteit zich niet laat duiden aan de hand van klompen en tulpen.

Wie een virtuoze dans of gestroomlijnde, heldere choreografie verwacht, komt bedrogen uit. Het wat stevige lichaam van Sharifi beweegt zich haperend, enigszins onbeholpen, maar vol overgave door de ruimte. Degene die het lastig vindt om schoonheid toe te kennen aan het authentieke, maar ietwat dilettantistische bewegingsidioom van Sharifi is door hem gewaarschuwd: ‘If you don’t like the dance, just close your eyes and listen to the music, I promise you it’s beautiful.’ Met zijn theatrale poëzie rijkt Sharifi een aantal open symbolen aan, het is aan de toeschouwer zelf om er betekenis aan te geven en de witregels te gebruiken om je innerlijke leven van gevoelens, gedachten en herinneringen in beweging te zetten.

In de kale vormgeving hangt een Perzisch tapijt. In hun eeuwenoude traditie werden tapijten gebruikt als uiting van de plaats waar je vandaan komt, of de groep waartoe je behoort. Het tapijt oogt versleten, door de vele voeten die er overheen liepen. De herinnering die in het tapijt besloten ligt, heeft zijn sporen nagelaten en zijn oorspronkelijke patroon doen vervagen. Je zou er zonder blikken of blozen overheen kunnen lopen, als een versleten vod. Maar verheven tot kunstwerk, kan je er met bijzondere aandacht ook een schoonheid aan toekennen en je verwonderen over het unieke verhaal dat in het patroon verweven zit.

The Dead Live On In Our Dreams is een gelaagde voorstelling die het persoonlijke aan het culturele en het politieke verbindt. De integere manier waarop dit gebeurt is een prettig tegengeluid voor alle mogelijke simplificaties van culturele identiteit.

Foto: Arash a Nejad