De ouderwetse, sonore klank van een stoomfluit markeert begin en einde van The Damned, de epische familietragedie en oorlogsvertelling die Internationaal Theater Amsterdam (ITA) brengt in het Amsterdamse Bostheater. Die fluit behoort de Essenbeck-staalfabieken in het Duitse Ruhrgebied toe. Het is 27 februari 1933. De machtige patriarch van de de familie, baron Joachim von Essenbeck, viert zijn verjaardag. Maar de feestelijke bijeenkomst krijgt sinistere dimensies: de Rijksdag staat in brand, aangestoken door een Nederlandse communist.

Het is een bewonderenswaardig idee om in het Bostheater, traditioneel de plek voor zomers toneelvertier, nu een gewelddadig, hard drama te brengen over de opkomst van het naziregime. Het script van The Damned is gebaseerd op Visconti’s vermaarde film La caduta degli dei ook wel Götterdämmerung, maar bekend geworden als The Damned (1969). Regisseur Ivo van Hove bracht de voorstelling in 2016 uit op het Festival d’Avignon. Destijds vormde de cour d’honneur van het pauselijk kasteel het decor, nu de uitgelichte, steeds donker wordende bomen van het Bostheater. Het is niet de allereerste keer dat The Damned aanleiding geeft tot een toneelversie: in 1999 bracht Toneelgroep Hollandia in de Van Nellefabriek in Rotterdam De val van de goden in regie van Johan Simons, geïnspireerd door dezelfde film.

Van Hove bouwt de voorstelling strak op in grote tableaus, die telkens een fase van de handeling vormen. Het speelveld toont een felle, oranjerode gloed die de staalovens verbeelden. Links daarvan is de plek van opkomst en ook die van de introductie van de personages aan het begin. Een groot filmscherm midden op het podium toont close-ups. Rechts staan doodskisten gereed. Niet alleen de brand van de Rijksdag, ook verstoorde banden binnen de familie en zelfs de razendsnelle moordpartij op pater familias Joachim (Hugo Koolschijn) zetten alles onder hoogspanning. Zoon Martin (Majd Mardo) loopt rond op hoge hakken en slaat met een honkbalknuppel het zilveren servies van tafel. Joachim von Essenbeck als directeur laat in een familietoespraak weten dat hij terwille van  het familiebedrijf (dat Visconti baseerde op het de geschiedenis van de familie Krupp) banden gaat aanhalen met de nieuwe machthebbers, voor hem gesymboliseerd in ‘die Meneer’, Hitler dus.

Dit besluit is de aanjager van het extreem gewelddadige Visconti-drama, door Van Hove en het ITA-team genadeloos heftig en nachtmerrie-achtig gebracht. Het duurt enige tijd voordat de contouren zichtbaar worden. Ondanks het enorme speelveld en de reusachtige schaal van het openluchttheater staan de personages aanvankelijk dicht op elkaar, en daardoor duidelijk herkenbaar. Het familieconflict kent vele zijden, die van politiek en verzet of juist omarming van het nationaal-socialisme. Dan is er de interne machtsstrijd. De symboliek is heftig en geladen, en aanvankelijk verwarrend. Elk slachtoffer dat in de met wit beklede kist terechtkomt, blijft in die kist nog een tijd doorleven. Een close-up van de verwrongen, geschrokken gezichten met opengesperde ogen is meer dan levensgroot op het filmscherm te zien, terwijl het spel en de verhaallijn doorgaan. Alsof ze niet dood zijn maar levend worden begraven.

Groots wordt de voorstelling als geleidelijk aan de familievete Macbeth-achtige allures krijgt. Hans Kesting als Friedrich Bruckmann vecht zich met behulp van zijn minnares Sophie von Essenbeck (Marieke Heebink) een weg naar de macht. Zij adoreren de SS (Schutzstaffel) en willen de SA (Sturmabteilung), Hitlers knokploeg die steeds autonomer werd, uitschakelen. Die strijd tussen de zogenoemde zwarthemden en bruinhemden loopt dwars door de familie en eindigt in een orgie van geweld en bloed, de beruchte Nacht van de Lange Messen (30 juni-2 juli 1934). Dit op toneel brengen is extreem moeilijk: Van Hove en scenograaf Jan Versweyveld maken er iets spectaculairs van, een uitbeelding op de grens van abstractie en historische realiteit met extreem bloedige sequenties. Het rood spat zogezegd van het filmscherm af. En ook van de vloer wanneer Kesting zijn SA-vijanden én familieleden met een emmer bloed overgiet.

Het is die verwevenheid van politiek, bloeddorst en macht binnen de familie Von Essenbeck, de ‘verdoemden’, die The Damned tot een diep-snijdend drama maken. Hierbij behoort ook de erotische getinte spelletjes die Martin speelt met de kleine meisjes uit de familie, van wie Lisa (die joods is) zelfmoord zal plegen. Dat het meisje al zingend ‘Roodkapje waar ga je heen…’ de dood zal vinden, is aangrijpend. En schitterende rol heeft ook Alwin Pullinckx als Herbert Thallman, vader van Lisa, die zich verzet tegen het nazisme en een machteloze, verbitterde eenling is in de familie. Nietsontziend wordt zijn joodse vrouw Elisabeth in Dachau vermoord en verbrand.

En dan is daar Aus Greidanus jr, als Wolf von Aschenbach, een griezelige SS’er. Aan het slot blijft hij lange tijd aan tafel op het toneel zitten, peinzend. Hij lijkt met zijn stille spel de kwade genius achter het moorddrama. Aan het slot gooit een geheel naakte Martin as uit een urn over zich heen, werpt die witte as in de lucht en staat daarna op het podium, een mitrailleur leegschietend, het moordwapen dat de staalfabriek maakte. Vlak ervoor zagen we  gruwelijke beelden van het eerste vernietigingskamp dat de Duitsers in Beieren bouwden, Dachau. Deze opeenvolging van symbolen heeft iets surrealistisch en vreeswekkends, maar is ook te heftig. Ondertussen zijn Kesting en Heebink op hun huwelijksdag de dood tegemoet gegaan en komen ze getweeën in een kist terecht. The Damned door ITA is theater met extreme , filmische beeldtaal, die echter ook over de rand gaat. De kleinere, persoonlijke scènes zijn voor mij de meest wezenlijke, als die van Martin, Herbert, Wolf en de Friedrich van Hans Kesting als innerlijk verscheurde tragische figuur, die desalniettemin in cold blood overgaat tot moord.

Foto: Jan Versweyveld