Het Australian Dance Theatre strijkt neer in Amsterdam met de voorstelling The Beginning of Nature. Samen met negen dansers maakte artistiek directeur en regisseur Garry Stewart een choreografie waarin het ritme van de natuur centraal staat. Een ritme dat wordt bepaald door de seizoenen, de zon, de duur van een leven. Maar het is toch vooral ook een voorstelling over de mens, die tracht te ontstijgen aan de natuur, maar uiteindelijk niet ontsnapt aan de primaire beginselen ervan: de noodzaak tot voedsel, de behoefte aan seks. En de dood, uiteraard.

The Beginning of Nature is een uitgebreide versie van de gelijknamige voorstelling die twee jaar geleden te zien was op WOMAdelaide, een muziekfestival in het zuiden van Australië. Garry Stewart liet zich inspireren door die omgeving, door de historie en de oorspronkelijke bewoners van Adelaide. Door een lange geschiedenis van kolonisatie verdween de cultuur van deze Kaurna en ook de complexe taal die zij spraken. In de laatste decennia is de taal gereconstrueerd en het libretto dat te horen is in The Beginning of Nature is in Kaurna.

Zelfs als je dat niet vooraf in het programmaboekje hebt gelezen, voel je wel degelijk het gewicht van geschiedenis in deze voorstelling. De negen dansers, de vier muzikanten van het Zephyr kwartet en de twee vocalisten hebben een uiteenlopende achtergrond en afkomst. Deze voorstelling gaat over een bewustzijn van waar je wortels liggen en is tegelijk een herinnering aan wortels die zijn afgesneden, bijvoorbeeld door kolonisering. En tot slot het besef dat er ergens in de natuur een beginpunt is waar we allemaal vandaan komen.

In de voorstelling worden solo’s (waarin vooral Thomas Fonua, Zoë Dunwoodie en Kimball Wong veel indruk maken) afgewisseld met momenten waarop de dansers samen één beweging vormen, soms illusies creëren. Zoals een moment waarop ze elkaars handen vasthouden en hun armen laten golven als een slang. Prachtig is ook een scène waarin twee van de dansers een choreografie uitvoeren waarbij hun monden elkaar vrijwel onafgebroken raken.

Vaak ontvouwen zich meerdere choreografieën tegelijk, wat de voorstelling zo nu en dan wat overweldigend maakt. Momenten waarin je moet kiezen waar je je aandacht op vestigt, en dus onherroepelijk iets mist. Echte rustpunten kent de voorstelling niet, maar wanneer in al die veelheid aan bewegingen plots die negen lichamen één beweging lijken te vormen, als een organisme met een gedeelde ademhaling, is dat hypnotiserend. De identieke, donkere tunieken die de dansers vrijwel de hele voorstelling dragen, versterken op die momenten de eenheid. Het zijn kostuums die nadruk leggen op de gespierde armen en benen die eruit steken.

Dit is dan ook geen dans waarbij lichtvoetige pasjes je de zwaartekracht doen vergeten. Juist de verbondenheid met de grond wordt constant benadrukt, met onder meer veel vloerwerk. Het is ook een choreografie die niet verhult hoeveel er van de dansers wordt gevergd. Juist het werken wordt zichtbaar gemaakt, hoe de spieren zich inspannen, het zweet van de lichamen spat. Zelfs voor moderne dans is de robuuste lijfelijkheid van de voorstelling opmerkelijk. Het is alsof je de kracht – de natuurkracht zo je wilt – voelt stromen.

Het is eigenlijk raar hoe bij zulke observaties ook direct een associatie als dierlijk naar boven komt. En dat is precies een contradictie die The Beginning of Nature opzoekt. Het (overigens prachtige) lichtontwerp creëert perfecte, geometrische vormen en de muziek wordt weliswaar live gespeeld op handgemaakte instrumenten (drie violen en een cello), maar constant gemanipuleerd via loops en versterking. Maar wat de voorstelling laat zien is dat, achter en onder al die artificiële lagen, de mens een dier is. Een product van de natuur.

Foto: Chris Herzfeld