Nachtelijke Dwaling is een interessante performance-reeks die sinds 2013 wordt georganiseerd in de Oude Kerk te Amsterdam, aanvankelijk door Julia Geerlings en meer recentelijk door Fleur van Muiswinkel. Kunstenaars werken met verborgen of vergeten aspecten van de Oude Kerk en haar omgeving. Afgelopen zaterdag vond de elfde en laatste aflevering plaats: Tessels Oogh door Sarah van Lamsweerde. Bezoekers werden in kleine groepen in het halfduister van de kerk een klein uur rondgeleid door een blinde of slechtziende gids. Zij vertelden verhalen over de nazomer van 1566, toen de beeldenstorm door de Nederlanden waarde en ook de Oude Kerk aandeed.

‘Volgt u mij?’, ‘Zijn we compleet?’. Onze gids maakt geen grapje, maar het is geestig hoe zij voor ons de tijd in kijkt met haar verhalen, terwijl wij voor haar om ons heen kijken. Ze is aan één oog blind, en met het andere ziet ze nog maar vijftig procent, kijkend door de barsten in een verdroogd hoornvlies. ‘De rest vul ik zelf in’, zegt ze welgemutst terwijl ze voor ons uit over de onregelmatige hardstenen plavuizen van de Oude Kerk stapt. Ze wijst op een zwaar rood gordijn dat er niet hangt en een triptiek aan de wand, idem dito. Terwijl de gids uitleg geeft bij het schilderij, speelt tekstschrijver en regisseur Sarah van Lamsweerde spelletjes met haar pubiek.

De beschrijving van het imaginaire schilderij en later van een heuse grafsteen aan onze voeten zijn uiterst minitieus, maar de gebruikelijke geschiedkundige autoriteit wordt door kleine plaagstootjes doorbroken. Heeft de triptiek hier wel ooit gehangen? Bestaat er wel een schilderij met hard door elkaar voorlezende sterfbed-gasten en een bruine verschijning die vanuit het rechterpaneel de toegang tot het middenpaneel wordt geweigerd door een vrouw in een witte jurk? En doet dat ertoe?

Nadat de gids het ons heeft voorgedaan bij het graf van Maria Tesselschade Roemers Visscher, een beroemde dichteres, zanger, graveur, eigenzinnige en aan één oog (door de vonk van een aambeeld) blinde vrouw uit de zeventiende eeuw, sta ook ik met een schoen in de hand op kousenvoet de oppervlakte van een grafsteen in de Oude Kerk af te tasten. Ik probeer mij de voorstelling die in de steen is gebeiteld voor de geest te halen, maar het lukt niet. Ook een andere deelnemer aan Tessels Oogh doet een paar plavuizen verderop zijn best, hoofdschuddend. Via de besokte voet op de grafzerk mengt het verhaal van Tesselschade zich met dat van Weijn Ockers, een andere fameuze zeventiende-eeuwse. Tijdens de beeldenstorm zou zij haar pantoffels naar een Mariabeeld in een glazen kastje in de Oude Kerk hebben gegooid en daarvoor, na wrede martelingen, twee jaar later een publieke verdrinkingsdood op de Dam sterven.

Van Lamsweerde maakt al een aantal jaren uiterst subtiel werk op de grens van voorstelling, installatie en performance. De reactivering van gevonden voorwerpen, de soms ernstige, soms lichtzinnige interpretaties van de staat, functie of betekenis van de voorwerpen – het levert de schoonheid op van een zich verknopend netwerk van vragen en antwoorden, hele en halve, meer of minder geloofwaardige verhalen. Naast een ingenieus spel met taal en hoe de autoriteit van kennis wordt vormgegeven, wordt ook de materialiteit van onze ervaring bevraagd. Wat kadert ons kijken, bijvoorbeeld wanneer we niet veel zien, maar in plaats daarvan op onze oren moeten moeten afgaan? Wat als we in plaats van onze handen onze voeten gebruiken om iets te voelen of in kaart te brengen?

Wanneer de verschillende groepen halverwege de rondleiding bijeengeroepen worden in het koor, beweegt een zangeres zich rondom de houten wanden aan de buitenkant. Het zingen is prachtig, maar waar zingt ze nu eigenlijk over? Terwijl ik bedenk hoezeer het vasthouden aan stramienen van begrip desoriënterend kan zijn, demonstreren de blinde gidsen digitaal pratende blinden-camera’s. De camera’s registreren voorwerpen en produceren zinnen als: ‘Picture drie is bruin, hout, met ornament. Picture twee, messy monument, bruin, hout en tafel.’ Nadat het bonte allegaartje voorwerpen is doorgegeven, worden ze door assistenten buiten het zicht van de toeschouwers de kerk ingegooid en ontstaat een wonderlijk hoorspel, waarbij ik op basis van de klank mij de voorwerpen van zojuist probeer te herinneren, maar uiteindelijk allerlei vaatwerk en keukengerij hoor, dat ik absoluut niet voorbij heb zien komen.

Losse woorden, anonieme familiefoto’s, gipsen afdrukken of in dit geval enkele verhalen over de beeldenstorm in Amsterdam worden door Van Lamsweerde aan de vergetelheid ontrukt en krijgen en passent een nieuwe rol toebedeeld. Gewichtige, bijvoorbeeld wetenschappelijke of in het geval van de Oude Kerk, historische informatie wordt gecombineerd met wonderlijke ingrepen en pure verzinsel. De nieuwe rangschikking, rebels en poëtisch tegelijkertijd, laat altijd in het midden wat nu precies in welke mate aannemelijk of de bedoeling is. Als toeschouwer word je zo teruggeworpen op je eigen beoordelingsvermogen en moet je wel je verbeelding in werking stellen.

Het werk van Van Lamsweerde confronteert de toeschouwer niet alleen met zijn eigen denk-, gevoels- en handelingspatronen, het vraagt ook aandacht voor vergeten of verdrongen aspecten. Zo zijn toevalligerwijze alle hoofdpersonen in de verhalen in de Oude Kerk vrouwen. Tessels Oogh is opnieuw een curieuze choreografie, waarbij verleden en heden, dingen en mensen, verhalen en ervaringen om elkaar heen dansen en iedereen moet erkennen enigszins blind of slechtziend te zijn.