Hoe zou het met Romeo en Julia zijn afgelopen als Shakespeare hen niet op jonge leeftijd had laten sterven? Misschien was Romeo dan wel een fletse huisvader geworden die zijn avontuurtjes zoekt op singleavonden en was Julia een eenzame veertiger die verlegen zit om liefde en aandacht.

In Ten liefde laat auteur Ko van den Bosch deze fantasie de vrije loop. Zijn tekst werd in 1999 geregisseerd door Ola Mafalaani als Bellevue Lunchtheater; nu brengt Maren Bjørseth haar versie van de liefdesrollercoaster.

Gezeten aan twee witte tafeltjes met daarop een lullig bakje popcorn lonken Romeo en Julia wat onwennig naar elkaar. Ze zijn inmiddels in de veertig en bevinden zich in een steriel wit café op een vrijgezellenavond. Na wat schalkse blikken en malle danspasjes over en weer belanden ze in elkaars armen. Dat Julia er voor gaat is meteen duidelijk. Ze zijn de jongsten niet meer dus hup, ten liefde, zie je haar denken. Romeo is echter wat terughoudend, wat wordt verklaard wanneer hij tussen de zoenen en het getoeter van de wachtende taxi door laat vallen dat hij eigenlijk een vrouw en kinderen heeft.

Het getouwtrek van verleiden en afstoten leverde in de destijds lovend ontvangen regie van Mafalaani een zinderende affaire op. In de 2013-versie van Bjørseth (Noorwegen, 1984) ontbreekt helaas een belangrijke factor: chemie tussen Romeo en Julia. Jochum ten Haaf en Lieke-Rosa Altink spelen hun rollen bewust houterig en met een zeker cynisme. Hun fysieke aantrekkingskracht wordt nergens geloofwaardig terwijl het zo leuk had kunnen werken: Romeo als klein, rond mannetje in onopvallend beige kostuum en Julia als lange ranke dame die zich vol passie op hem stort. Het maakt de tekst van Van den Bosch tot alledaags liefdesgekibbel waarvan de noodzaak niet overkomt.

Bjørseth wilde na haar afstudeervoorstelling Een poppenhuis (2012) en Helling (januari 2013) een voorstelling maken met daarin een engel en een liefdeskoppel. Ze kwam uit op Ten liefde, waaraan ze een engel toevoegde om Romeo en Julia een handje vooruit te helpen. Voorzien van witte vleugels en een knipperend rood hartje op zijn borst beweegt Stijn Vervoort zich als Cupido tussen het publiek. Hij werpt waar nodig een bosje rode rozen het toneel op of zet met trompet, gitaar of keyboard een romantisch Andrea Bocelli-nummer in. Wanneer de affaire uitmondt in gekibbel trekt hij snel de lamellen dicht. Het is een vermakelijke toevoeging die Bjørseth koos, maar de interactie tussen de engel op de vloer en Romeo en Julia op het toneel is onvoldoende uitgewerkt. Vervoort is grappig, maar reageert niet adequaat genoeg op wat er tussen de twee gebeurt om zijn rol echt spannend te maken.

Ook in deze derde voorstelling werkte Bjørseth met ontwerpster Marjolijn Brouwer. In Een poppenhuis leverde dat een hoge vierkante arena op met uitklappende panelen en verrassende elementen, waar het publiek omheen zat. Ik zag niet eerder zo’n verfrissende versie van Ibsens Nora. Helling speelde zich af voor een diepe, manshoge ‘grot’ waarop caleidoscopische projecties werden afgevuurd.

Voor Ten liefde kozen Brouwer en Bjørseth ervoor het publiek net als Romeo en Julia aan witte tafeltjes met een bakje popcorn te plaatsen, alsof we ons in hetzelfde swingerscafé bevinden als de vrijgezellen op het verhoogde podium. De vraag rijst waarom voor deze opstelling is gekozen. Als wij ons inderdaad in dezelfde ruimte als Romeo en Julia bevinden, waarom zien zij ons en de engel dan niet? Pas tegen het eind krijgen ze de engel in de smiezen en wordt de vierde wand doorbroken, maar heel indrukwekkend is dat dan al niet meer.

Bjørseth heeft teveel elementen in haar voorstelling willen verwerken en is daarin het spoor kwijtgeraakt. Ze had scherpere keuzes kunnen maken en meer moeten focussen op de tekstbehandeling van haar acteurs. Met haar vorige stukken heeft ze zich als getalenteerde jonge maakster bewezen en die belofte schept hoge verwachtingen. Laten we maar niet te lang blijven stilstaan bij Ten liefde en uitkijken naar haar volgende stuk.

Foto: Anna van Kooij