De Italiaanse operacomponist Giuseppe Verdi kreeg vaak het verwijt te horen dat zijn Messa da Requièm uit 1874 zo dramatisch is vormgegeven dat het eigenlijk een opera is in de gedaante van een rooms-katholieke begrafenismis. ‘Rust in vrede’ is in elk geval niet het motto dat het Amsterdams Opera Theater (OTA) nu aan de voorstelling geeft. Regisseur Roswitha Bergmann zoekt eerder de strijd op tussen voor- en tegenstanders van de komst van asielzoekers en gooit er nog wat oorlogsveteranen tegenaan. 

In Amsterdam waren opera’s en met name opera’s van Verdi altijd al bijzonder populair. Ik heb nog wel meegemaakt dat het draaiorgel in de Jordaan melodieën uit La traviata speelde en dat in De Twee Zwaantjes op zondagavond door amateurzangers opera werd gezongen, begeleid door een ouderwetse accordeon. Dus is het niet zo gek Verdi te beschouwen als een volkscomponist die de gevoelens van gewone buurtbewoners weer kan geven. Het ‘Libera me’ – bevrijd me! – uit deze mis heeft op verschillende plaatsen een verschillende betekenis gekregen, bijvoorbeeld in het concentratiekamp Theresienstadt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarom wringt het in mijn ogen een beetje als tegenstanders van vreemdelingen muziek uit Verdi’s Requiem zou worden meegegeven, zoals je bij het lezen van het programmablad van Tegenstanders – een requiem in de Meervaart, in Amsterdam-Osdorp, zou kunnen verwachten.

Eigenlijk gebeurt dat ook niet. De stemmen van voor- en tegenstanders van de komst van vreemdelingen zijn zachtjes op een band te horen en in het begin is er sprake van het droevige verhaal van een veteraan die uitgezonden werd om mensen te beschermen, maar tot de conclusie kwam dat hij daar niet toe in staat was. Soms is er sprake van jaloezie, van een gevecht, van troosten en van liefde.

Bij de voorbereiding speelde een indrukwekkende buurtbewoner een belangrijke rol, de oorlogsveteraan Josafat Jansen Sumah. Een echt verhaal zit er niet in en de tegenstellingen blijven op het podium enigszins diffuus. We horen belangrijke delen van Verdi’s Requiem. De orkestmuziek staat op een band, maar de solisten zingen echt, en hoe! Sopraan Bauwien van der Meer zingt niet alleen heel mooi, zij is ook verleidelijk, dreigend, bedillend, de spil van de voorstelling. Af en toe neemt zij ironisch afstand van de tamelijk hoogdravende, Latijnse tekst. Mezzosopraan Ellen van Beek, tenor Reza Nayel en bas Marijn Zwitserlood doen, spelend en zingend, niet voor haar onder. In steeds wisselende formaties geven ze betekenissen aan de tekst. Dirigent Charles Hens heeft de voorbereiding goed verricht, maar staat nu bij ontbreken van een orkest soms wat wezenloos in de lucht te slaan.

De hele groep van vijftien mensen beweegt mooi en expressief, met een soort van gestileerde gebarentaal (choreografie: Anne van Dorp). Vormgever Erik van Kouwenhoven weet met simpele middelen en een spiegelend decor soms enorme effecten te veroorzaken, geholpen door het lichtontwerp van Andre Pronk.

Aan het begin komen die vijftien zangers een voor een op en vouwen bootjes van papier, ze vormen hele bergen van die bootjes, een dijk van fragiele, papieren reddingbootjes, die op een gegeven moment over het publiek wordt uitgestort. ‘Salva me!’ – red mij! – roepen individuele figuren die aan komen hollen, dwars door de muziek en ze waarschuwen voor de ‘dies irae’ – de jongste dag – maar ook een dag van woede. Een dag waarop de bevolking van Amsterdam-West in opstand zou kunnen komen? Of loopt het zo’n vaart niet. ‘Op een gegeven ogenblik kun je nog alleen maar vóór of tegen zijn’, zegt een van de deelnemers op een band. Hij impliceert, dat er meer nuances mogelijk zijn en daarvan is deze Tegenstanders – een requiem het bewijs.

Misschien zou de componist opgelucht zijn geweest dat zijn muziek in elk geval niet wordt misbruikt voor verkeerde onderbuikgevoelens. Of is het Verdi zelf die ons allemaal verenigt met zijn prachtige muziek?

Foto: Anna van Kooij