Met Tabula Rasa brengt Isabelle Beernaert, bekend geworden als choreografe van So You Think You Can Dance, haar achtste dansvoorstelling in het theater. In haar werk, zo leest het persbericht, vertelt Beernaert graag herkenbare verhalen. Maar het gevaar ligt na acht keer wel op de loer dat die verhalen een keer overbekend raken. Wat daarnaast begint te storen, is hoe kort elk verhaal maar mag duren.

Tabula Rasa, het onbeschreven blad. Alles is nog mogelijk. Het is mooi dat hier gekozen is voor een witte projectiewand als achtergrond. Maar die witheid blijft niet lang onbeschreven. We beginnen al meteen met een videoprojectie van allerhande dramatische landschappen; een woestijn, woelige branding, besneeuwde bergtoppen. Daaroverheen lezen we korte teksten over iemand met een zigeunerhart en een vechtersmentaliteit. De wand schuift in het midden uiteen en een geblinddoekte danseres schrijdt naar voren.

In het anderhalf uur dat volgt buitelen we van scène naar scène, van het ene landschap naar het andere, ik schat met zo’n twintig afzonderlijke liedjes erbij. In evenzoveel heel korte verhalen keert telkens het motief terug van een man-vrouw koppel dat vecht en liefheeft, dat niet met en niet zonder elkaar kan. Er is de lange man met een vrouw in het wit, een Oosterse man met een vrouw in het rood en een man in spijkerbroek met een vrouw in het zwart.

Elke scène heeft zijn eigen toepasselijke landschap: een vurig koppel danst voor een film van een vulkaanuitbarsting, een stel bij wie de liefde bekoelt speelt met grauwe wolken op de achtergrond. Voeg daarbij een toepasselijk lied voor ieder nummer, van Muse tot UDO en van Damien Rice tot Vivaldi, en de stapeling is compleet.

Bij zoveel informatie is de dans een ondergeschikt vocabulaire. Het is dan ook lastig iets te zeggen over de danskwaliteit. Emoties en karakters worden impressionistisch weergeven in gebaren als grijpen naar de borst, het hoofd buigen, felle, gestrekte armen en handen wanneer een danser een partner dreigt kwijt te raken. Het wordt zwaar gestut door de vormgeving: wit voor een koele vrouw, zwart voor een mysterieuze man, rood voor passie.

Geen van de scènes kan echt landen. Het nummer is nog niet voorbij, of de dansers voor de volgende episode lopen alweer de scène op. Men kijkt elkaar nog even betekenisvol aan, of niet, en rolt of kruipt of stapt uit beeld. Of personages beleven hun gevoelens gelijktijdig, vaak terwijl er ook nog een kleinere of grotere groepschoreografie gaande is, wat de keuze bemoeilijkt wie te volgen. Het schept niet alleen een rommelig toneelbeeld. Het is ook ergerlijk dat geen enkel verhaal de diepte in kan gaan. Sympathie is dan ook moeilijk op te brengen wanneer er weer iemand een kreet slaakt. Het is niet alleen een uiting van onvermogen binnen de verhaallijn, maar ook binnen de dramaturgie.

Tabula rasa, het onbeschreven blad. Alles is nog mogelijk. Maar alleen omdat alles mogelijk is, hoef je nog niet alles te doen. En ik hou echt niet van besprekingen waarin de recensent de maker vertelt wat hij of zij anders had willen zien. Maar goed, na vanavond blijf ik wel zitten met de vraag hoe dit werk zich verhoudt tot de titel.

Foto: Bob Karman