Laat je niet misleiden door de titel. Die suggereert lichtjes dat het programma van Frans Mulder en Trudy Labij wat vingertjes gaat leggen op de wonde plekken dezer tijd. In het titellied dat het programma opent klinkt ook daadwerkelijk iets van zorg over een aantal kwesties. Iets met CO2, dividendbelasting, ontbossing. Ze zingen zelfs dat het onze schuld is dat de wereld vergaat, ‘dus laten we schuilen bij elkaar’.

Maar programmatisch wordt het geenszins. ’t Is nogal fris voor de tijd van het jaar is vooral een bonte verzameling sketches en liedjes, bij elkaar gebracht om de twee veteranen van het Nederlandse toneel samen het podium te kunnen laten delen. De laatste keer dat ze dat deden was in Purper-verband. ‘Dat beviel zo goed’, zegt Mulder in de voorstelling, ‘dat we besloten dat snel weer eens te gaan doen’. Dat was zo’n twintig jaar geleden…

De directe aanleiding voor de voorstelling was Mulders Tot ie Purper ziet…. Labij zag dat soloprogramma en dacht: dat wil ik ook. Een liedje zingen dat ik mooi vind, een sketchje doen dat ik lekker gek vind. Een voorstelling als een prentenboek, met op elke pagina een ander plaatje.

Ze hebben er overduidelijk zin in, die twee. Het is welbeschouwd frappant dat ze niet eerder als duo hebben samengewerkt. Samen met hun muzikale begeleider Diederick Ensink, de multi-instrumentalist die zijn virtuositeit deze keer beperkt tot viool en piano, tonen ze de veelzijdigheid van hun talenten. Mulder overtuigt met enkele mooie liedjes. Met zijn warm, diepe stemgeluid rept hij over ‘het leven als bouwpakket waarvan altijd een schroefje over blijft’. De 75-jarige Labij dartelt over het toneel alsof de jaren geen greep op haar hebben gekregen.

Het is verstrooiend divertissement waaraan niemand zich een buil kan vallen. Dat is de kracht maar ook een beetje de zwakte van ’t Is nogal fris voor de tijd van het jaar. De voorstelling heeft wel héél weinig opsmuk. Een podium, een vleugel, that’s it. Het immense horizondoek verschiet slechts een paar keer van kleur.

De voorstelling is als een zacht lentebriesje. Niet zozeer fris als wel een aangename verkoeling brengend. En als de wind weer is gaan liggen, herinneren we ons slechts het zachte ruisen van de bladeren.

Foto: Josef Degabriele