Dat dansje van Thomas Acda. Hoe hij als een blije puppy over het toneel stuitert. Hoe hij ronddraait en wentelt, zijn heup met een zwaai de lucht in zwiept. Hoe hij huppelt, dwarrelt, fladdert, wappert, flappert, springt – alsof hij niets liever doet. Dat alles op de vervoerende klanken van Hoor de wind waait door de bomen, uitgevoerd door Gordon (jawel). Dat dansje kan zo bijgeschreven worden in de cabaretgeschiedenis.

Het is een beetje een fremdkörper in ’t Heerst, deze uitzinnige choreografie in de nieuwe theatershow van Acda en De Munnik. Eigenlijk gaat het over behoorlijk serieuze zaken: de mens die probeert op adem te komen in een maatschappij die maar voortdendert. De onverschilligheid, het niet meer naar elkaar luisteren, het ontlopen van verantwoordelijkheden.

Thomas Acda en Paul de Munnik kozen een theatrale setting om hun verhaal voor het voetlicht te brengen: het oog van een apocalyptische storm, waarin alles tot stilstand is gekomen. De Ford waarmee ze op weg waren, maar ook de door de lucht vliegende koe, man, paraplu – alles is bevroren in een visueel exuberant decor van Daniel Ament. Als eigentijdse varianten op Vladimir en Estragon uit Becketts Wachten op Godot (hoge schoenen, grote jassen, bolhoedjes) maakt het duo pas op de plaats en verdrijft de tijd met onzinnige spelletjes, achteloos rondlummelen, filosofische bespiegelingen en weemoedige luisterliedjes. Kleinkunst van de zuiverste soort is het: een uitgebalanceerde mix van muziek en persoonlijke verhalen met een toneelmatig laagje.

Wat vooral weer duidelijk wordt in dit zesde theaterprogramma is dat Acda de werkelijke acteur van de twee is, de komiek, die zelfs in nonchalant geklooi met een wandelstok humor weet te leggen. Zoals ooit in zijn lied over prostituee Esmee voert hij ook nu een knap doordacht gesprek met een onzichtbare luisteraar, waarvan je slechts zijn helft van de dialoog hoort. Een moment later verliest hij zich in een onnavolgbare monoloog over seks met Zwarte Piet en wat dat met de kinderziel doet.

Zijn op het oog achteloze gebabbel stikt van de talig-humoristische terzijdes. De Munnik is het klankbord, de vriendelijke lobbes die af en toe probeert een punt te maken, maar nooit dwingend op zijn strepen gaat staan. Hij is de rots die zich niet omver laat blazen door Acda’s grilligheid en belangrijker: hij is het muzikale tegengeluid. Zonder De Munniks sonore stem geen harmonieuze samenhang, geen bezielde meerstemmigheid, geen stil makend mooie pianosolo’s.

’t Heerst is niet wezenlijk anders dan wat Acda en De Munnik in hun eerdere programma’s deden, niet vernieuwend zoals je na zoveel jaren samenwerking misschien zou hopen, maar het vakmanschap van deze feel good-theatershow sijpelt er aan alle kanten doorheen. Van het gitaarspel van de in het decor weggemoffelde David Middelhoff tot de milde ironie waarmee ze de ander en zichzelf op de hak nemen. Van het muzikaal en tekstueel prachtige Jij hoort bij mij tot de fraaie James Taylor-adaptatie. En dat dansje dus, dat verdient een extra ster.