Twee mannen en een vrouw, uitgedost in een lichtblauw pak, staan elk op een loopband. Of beter, ze lopen, ze moeten wel met dat ding onder hun voeten. Ze lopen synchroon, en als de een ietsiepietsie van cadans verandert, doen de anderen dat ook. De band dwingt hen daartoe. En ze stappen en stappen, in een nooit eindigende ‘loop’. 

Choreografe Karolien Verlinden verraste drie jaar geleden met haar dUb (2014). Een groep jongeren danste in een strakke setting hoekige lijnen en geometrische figuren, in kostumering en lichaamshouding à la Jacques Tati. Ze zetten hun stappen en moves uit op de lijnen en stippen over het hele danspodium. In Synchroon is de dansoppervlakte beperkt tot één loopband per danser. Dat beperkt de bewegingsruimte, maar dat zorgt ervoor dat elke afwijking, hoe subtiel ook, opvalt en het verwachte patroon doorbreekt. Ik vond dat heel fascinerend om naar te kijken.

Karolien Verlinden kijkt graag naar het stappen der mensen. Ze is gefascineerd door de vele manieren van hoe mensen lopen, staan, bewegen. Dat brengt ze ook op de dansvloer, ze wil kijkpatronen bij de toeschouwer doorbreken, ze wil morrelen aan diens verwachtingen. In hoeverre ben je als toeschouwer geconditioneerd door een bepaalde manier van kijken? Even veel als een mens ook geconditioneerd is in zijn manier van bewegen. Bewegen we niet allemaal hetzelfde?

Zeker als je op een loopband gaat staan, met een paar mensen naast elkaar, dan ga je wel allemaal hetzelfde doen. (Dat zie ik, vanop afstand, ik heb er – gelukkig (?) – geen ervaring mee.) Je draagt dezelfde outfit, dezelfde soort sneakers, de haarband verschilt alleen in kleurmotiefjes, de zweetbandjes om de polsen zijn ‘assorti’, het flesje water is van eenzelfde blauw. Loopbanden in een fitnesscentrum dwingen tot uniformiteit. Veel mensen houden er blijkbaar van…. Gemeenschappelijk afzien, om afgetraind op elkaar te lijken. Maar stel, dat iemand toch afwijkt van het ‘normale’ uniforme, van het synchrone gedrag. Zoals in deze voorstelling.

De drie (Wensley Piqué, Charlotte Goesaert, Miroslav Kochanek), verscheiden in kleur en sekse, stappen synchroon, of toch bijna steeds. Als een iemand iets in zijn of haar stap van beweging verandert, dan doen de twee anderen dat ook, bijna gelijktijdig. Een knikje in de knie hier, een wat grotere armzwaai daar. Het hoofd even schuin, een schouder even omhoog.

In het begin komt dat misschien wat saai over, maar toch ben je zelf aan het zoeken naar kleine, pietluttige veranderingen en variaties in de bewegingen. Tevens geeft het gelijke ritme een cadans waarin je meegaat, meeglijdt. Vergelijk het met de minimal music van een Glass of Reich. Die muziek klinkt lang hetzelfde monotoon, maar steeds ontwaar je lichte veranderingen, lichte variaties in timbre, klank, melodie, ritme. Een gelijkaardige compositie vind ik hier in de bewegingen.

En ook in de omringende klanken. De strakke monotonie én de variaties in het lopen, worden geaccentueerd door de met ‘bruitage’ gevulde soundscape van klankkunstenaar Wannes Deneer. Hij heeft zich kunnen uitleven in het maken van ‘foley art’, de krakende voetstappen, het dichtslaan van een deur, het breken van een glas, de versterkte geluiden die je hoort in een hoorspel of bij een stomme film. Spannend. De dansstappen worden versterkt, en het plots doorbreken van die cadans ook.

De zwarte man pikt de portefeuille van het meisje, wat later is het de blanke man die zakken rolt, en nog wat later het meisje. Ze spelen met de vooroordelen over pickpocket. Zoals het puberende publiek ook even opschrikt als de jongens elkaar vluchtig zoenen. Dat een man het meisje zoent, levert geen reactie op.

Al dat doorbreken van de verwachtingspatronen in dagelijkse bewegingen, gebeurt soms heel bruut, maar meestal subtiel en geraffineerd. Je betrapt je er zelf op, dat je even raar opkijkt, zoals je ook je wenkbrauwen fronst als iemand in een situatie iets doet wat je niet verwacht.

Dagelijkse, in ieder geval gewone fitnessloopband gerelateerde bewegingen zijn het uitgangspunt van deze choreografie. Een choreografie, zonder verhaallijnen, maar een abstract spel van menselijke bewegingen. Abstracte vormen zijn het, een beetje à la Paul Klee. Je ontwaart figuurtjes, weliswaar vertekend, maar maar toch herkenbaar. Je begint steeds meer te letten op hoe de drie lopen, krom, recht, schuin, hoe synchroon ze zijn, hoe subtiel en plots ze de verwachtingen doorbreken, hoe ze daardoor op elkaar reageren, hoe ze elkaar beloeren. Bijzonder intrigerend om naar te kijken. Spannend en grappig.

In een nagesprekje gaat Karolien Verlinden in op de reacties van het publiek. Ik was aanwezig bij een schoolvoorstelling. De jongens en meisjes vonden het allemaal wat ‘raar’, ‘vreemd’, gaven verrassend een blijk van herkenning toen ze hoorden dat het over vooroordelen ging. Hoe kijken we naar elkaar? Hoe keuren we elkaar? Kunnen we kijken zonder oordelen? Dat beetje uitleg was verhelderend, gaf de productie een soort ‘aha-erlebnis’, maakte ze (be)grijpbaar. Je ziet de jongeren de zaal verlaten. Bijna synchroon in kleding, beweging, maar ook met verrassende, individuele afwijkingen.

Foto: Clara Hermans