Om beurten komen ze zich voorstellen, de vier performers in SYZYGY, de nieuwe voorstelling van Jakop Ahlbom: Merel, Gwen, Çiğdem, Silke. In gala, hiphop-outfit of sportbroekje; sexy, stoer, sportief of super elegant. Een parade van mooie vrouwen die professioneel ‘goedenavond’ of juist verlegen ‘hoi’ zeggen in de microfoon of hard ‘BOE’ roepen, telkens in een andere vermomming en gaandeweg ook elkaars kleding overnemend. De (te) lange beginscène mondt uit in een kakafonie van steeds snellere verkleedpartijen, om met een klap te eindigen in totale stilte waarin de vrouwen naast elkaar staan, naakt en kwetsbaar.

Gaat het over identiteit, over hoe oppervlakkig wij kijken, over de inwisselbaarheid van mensen, over de maakbaarheid van personen? De titel (hoe spreek je dat uit? ‘Siegaizie’, zegt Google) verwijst naar een aantal fenomenen, onder meer naar een Jungiaans concept over de eenwording van tegengestelden of in de astronomie naar wat er gebeurt wanneer drie of meer hemellichamen op één lijn komen.

SYZYGY speelt zich af op een goud glimmende vloer; de achterwand bestaat uit een viertal deuren waar voortdurend mensen in en uit komen gerend. Na het begindeel – de parade – volgt een reeks onnavolgbare ontmoetingen en confrontaties: aanvankelijk hard en snel, soms synchroon, soms ieder apart, in twee-of drietallen, als individu tegenover de groep.

Een potpourri van snel wisselende beelden waar af en toe verwijzingen naar vorig werk van Ahlbom te ontdekken zijn (zes handen die uit een deur tevoorschijn komen, een arm die plotseling (en hoe dan?) opduikt uit het niets) en absurdistische momenten, zoals een hand die onder de rok van een ander een ouderwetse zwarte telefoon haalt.

Het leidt tot een aantal mooie, lichtelijk surrealistische beelden, bijvoorbeeld als er plotseling een raam opengaat, de vrouw erachter haar tas openmaakt en er razendsnelle vogeltjes uit komen vliegen. Beelden die doen denken aan Ahlboms beste werk (Horror, Innenschau, Lebensraum), waarin hij magische werelden creëert vol absurde gebeurtenissen waarin alles klopt, met een buitengewoon sterke beeldtaal, waarin slim gebruik gemaakt wordt van onbewuste angsten en drijfveren en waarin je telkens op het verkeerde been wordt gezet. In SYZYGY mist die overtuigingskracht, de magische hand waardoor al die minutieus uitgedachte mini-scènes tot een eenheid worden gesmeed.

In het middendeel verandert het toneelbeeld: de achterwand klapt open om een waar spiegelpaleis te onthullen. De ontmoetingen worden harder, de destructieve krachten groter. Het leidt uiteindelijk tot totale duisternis en vernietiging: als het weer licht wordt, zien we in het vierde en laatste deel een onttakelde ruimte, de vier vrouwen gevangen in verwrongen delen van wat eens een bank was.

De muziek (geluidsontwerp Leonard Lucieer) is zacht en gevoelig; de vier vrouwen kruipen uit de puinhoop vandaan, nu gehuld in identieke turnpakjes die aan de Freikörperkultur doen denken (kostuumontwerp: Susann Rittermann), eindelijk samen, eindelijk gelijk. Ze buitelen over elkaar heen, in een harmonieus slot, als krioelende beestjes.

SYZYGY gaat over het lichaam, zegt de ondertitel op de flyer: ‘Beauty remains in the impossibilities of the body’, maar het gaat ook over imago en identiteit, over de maakbaarheid van het lichaam, over perspectief en transformatie, over media en cultuur.

SYZYGY wil misschien te veel tegelijk. De voorstelling kent fraaie momenten en sterke beelden, maar doet geregeld denken aan ander werk (de parade van het begin is al veel vaker gedaan, het over elkaar heen buitelen in het slotdeel doet denken aan werk van Nicole Beutler). Aan de prachtige performers ligt het niet, maar op één lijn komen doen de (hemel)lichamen in SYZYGY uiteindelijk niet.

Foto: Bart Grietens