Het is een vol programma: veertien choreografieën van ieder een paar minuten. Switch ’25 van het Nederlands Dans Theater toont daarmee hoe rijk het gezelschap is aan talent. Want deze benefietavond wordt zoals elk jaar volledig georganiseerd en geprogrammeerd door de dansers van NDT 1 en 2.

De veertien werken die te zien zijn, zijn hun eigen choreografieën, soms door henzelf gedanst en soms door hun collega’s. Veel dansers hebben gekozen voor vervreemdende elementen. Een vrouw met een varkensneus in een kanten pakje danst met een boer. Een paar figuren wikkelen zich in en uit een laken, alsof ze een beweeglijk matras zijn. Een verveelde vrouw rookt minutenlang onderuitgezakt op een stoel een sigaret.

Ook de begeleidende audio is in veel stukken ongrijpbaar: we horen geen ritmische muziek, maar vervormd gepraat, gekraai, onheilspellende tonen en niet te plaatsen doffe, luide of hoge klanken. Sommige choreografieën zijn een tikkeltje braaf of te conceptueel en vaag, maar een paar springen eruit.

Maša Anić en Viola Busi in Divina van Viola Busi

Een standbeeld dat loskomt van haar sokkel 
Zo begint Demi Bawon in If My Skin Turned to Glass… op een witte kubus. Als een standbeeld dat loskomt van haar sokkel beweegt ze hortend. Ze tracht souplesse in haar ledematen te krijgen. Plots lopen een tourgids en wat toeristen het podium op, bestuderen haar en vervolgen dan hun weg – een merkwaardig en grappig moment in deze roerende solo.

Bawons stuk doet denken aan de voorstelling Roof (2024) van Likeminds en Theater Bellevue, waarin een kunstwerk tot leven kwam, en aan de onlangs verschenen en geprezen documentaire Dahomey, waarin Mati Diop roofkunst eveneens een stem gaf. Kennelijk zien we kunstwerken steeds vaker niet meer louter als objecten, maar kennen we ze identiteit en handelingsvermogen toe. Het dansende standbeeld van Bawon lijkt angst, twijfel en nieuwsgierigheid te incorporeren bij haar transitie naar levend wezen.

Court van Kele Roberson kenmerkt zich vooral door mooie beelden. Twee mannen in tennisoutfits wikkelen wit gaas los van hun gezicht, voor ze de tennisbaan op gaan. Maar daar bewegen ze, op ietwat lugubere muziek, mechanisch, alsof ze robots zijn die een menselijke handeling imiteren. De witte en rode draden die ze strak vastmaken en laten losschieten, voegen spanning en onheil toe.

Kose van Maša Anić zit eveneens vol met fraaie beelden, maar dan gecombineerd met een zachte, lieflijke sfeer. Zeven vrouwen in lichte gewaden dansen in het halfdonker, hun golvende ledematen lichten sensueel op. Ze nemen wellicht deel aan een rite of inwijdingsritueel, dat eindigt in een zorgzame scène waarin ze elkaars haren teder vlechten.

Tafel met drankflessen
Dansers Rebecca Speroni en Giovanna Doria verzorgen de intermezzo’s door met een tafel met drankflessen erop het podium op te rijden. Charmant en een tikkeltje chaotisch onhandig willen ze het publiek leren Italiaanse cocktails te maken. Hun act brengt lucht en humor, en is zelfs ook eventjes absurdistisch, al blijft dat jammer genoeg slechts bij één moment.

Van deze avond blijven veel meer scènes hangen. De loerende, intimiderende ogen in Divina van Viola Busi bijvoorbeeld, of de twee mannen in But What If We Could? van Casper Mott, die als één organisme dansen en zich dan losweken van elkaar.

En vooruit, nog één vervreemdend beeld om mee af te sluiten: een vrouw poogt een tafel te dekken, maar een man met een bladblazer blaast telkens de borden en glazen weg. Barry Gans vangt zo in I’m Fine treffend het onvermogen van de mens om aan hoge verwachtingen te voldoen.

Foto’s: Ennya Larmit