Terwijl de ouverture klinkt, schemert alleen een blauwe horizon in de verte van het lege, donkere toneel. Het licht in de grote zaal van de Stadsschouwburg blijft aan. Dada Masilo, de jonge Zuid-Afrikaanse choreograaf die al een aantal jaren internationaal hoge ogen gooit met herwerkingen van klassiek balletten met The Dance Factory uit Johannesburg, laat de toeschouwers welbewust over aan wat hen zelf zoal voor de geest komt bij de herinnering aan deze 19de eeuwse vol-verwachting-klopt-ons-hart opmaat van het beroemdste ballet allertijden.

Kleine hanekammetjes van witte dons wiegen mee, wanneer de dansers met statige passen hun beroemde entree maken over de diagonaal, de enige overigens die het Zwanenmeer van Masilo heeft overleefd. Vrouwen en mannen in tutu’s, zonder spitzen en lang niet allen broodmager – het corps de ballet is in Dada Masilo’s Swan Lake in alle opzichten anders. De formele, symmetrische, ornamentele choreografie is vervangen door een echte groep. Als een Grieks koor omringt en bevraagt het de hoofdrolspelers, die uit hun midden komen en daar ook altijd naar terugkeren.

Stevige bekkenbewegingen, rollen over de vloer en aanmoedigingskreten mixen met lange armen en sierlijke handen. Het ingenieuze spitzenwerk is vervangen door Afrikaanse ritmiek met de blote voet, terwijl naast Tchaikovsky, ook Steve Reich, René Avenant, Camille Saint-Saëns en Arvo Pärt klinken. Nadat Liyabuya Gongo als verteller met bijtende ironie de logica van het romantische ballet heeft gekraakt, volgt een verhaal waarbij de prins (Xola Willie) al lang verliefd was, met een gearrangeerd huwelijk wordt opgezadeld, waarop er een heuse love triangle ontstaat.

De witte en de zwarte zwaan (gedanst door Masilo en Llewellyn Mnguni) gaan met elkaar in gevecht, terwijl Siegfried weigert en de goegemeenschap schande spreekt. Wel drie keer klinkt de sidderende viool die het stervende zwaan-thema speelt, terwijl het perspectief kantelt en alle drie de hoofdrolspelers hun zwanenzang mogen dansen.

De wervelende scènes, waarbij het balletcliché van met gestrekte armen op- en afrennen tot in het absurde wordt doorgevoerd en er ook steeds kleine feestjes uitbreken, zijn heel aanstekelijk. Maar Masilo’s Swan Lake ontleent vooral zijn kracht aan het herschrijven van de verhoudingen, een beetje zoals Van Manen in 1965 een duet voor twee mannen opnam in Metaforen, en Frans Strijaards met Art&Pro in de jaren ’90 ook regelmatig met genderbending bestaand reperoire een nieuwe draai gaf. Dominante representatie komt aan het licht en kan op een speelse manier ondergraven worden.

Aan het einde van de voorstelling doorbreekt Masilo dan het spelen met en kraken van de regels. Door het hele tableau gezamelijk op te voeren in lange zwarte tule rokken en ontbloot bovenlijf, wordt de gruwelijkheid van homofobie en apartheid in een enkele klaagzang herinnerd en betreurd. Een prachtig en geladen slot, dat van iedereen een verliezer maakt.

Foto: John Hogg