Hij is geen Belgische actreuzel, geen Piet Piraat en ook geen kabouter – hij is Bob de Power. Wie het toneel komt opgerend is Pieter Tiddens die zijn biceps laat trillen, gladjes wat pvc-buizen uitrolt en koninklijk neerzijgt in een kruiwagen die balanceert op oranje pionnen. Superpapa is pretentieloos kindercabaret over vaders die flauwe grappen maken.

Achter een groen gordijntje timmert superpapa Tiddens zijn ideeën in elkaar, zoals zijn rockgitaar in de vorm van een paraplu. Op een groot scherm klikt de kindercabaretier de video’tjes, fotootjes en liedbegeleidingen aan die hem door zijn labyrint van sketches leiden. Tiddens’ humor is van de taalflauwekul (‘ik schrik me een navelpiercing’), overdrijving (een reuze vliegenmepper) en platheid (het schetenlied ‘trek eens aan mijn vinger’). Rode draad vormt de buzzer waarmee hij als superpapa wordt opgeroepen om heldendaden te verrichten. De enige die zich echter bij hem meldt, is zijn dochter. Dit gezichtje op Tiddens eigen hand wil liever gewoon een spelletje met haar papa doen dan de computerspelletjes spelen die papa voor haar heeft gekocht. Maar papa is te druk met superpapa uithangen.

Tiddens zingt lekkere liedjes en heeft een aangename vaart in zijn grappen. Met zijn innemende antiheldhumor fietst hij de boel vrolijk aan elkaar. Maar die boel kent nogal veel richtingen. Wat nazi’s, antirookleuzen en Roodkapje in een drugsflat met het thema ‘vaders die graag superhelden willen zijn’ te maken hebben, blijft tamelijk raadselachtig.

En hoewel treffend, vliegt ook het  ‘Studio 100-bashen’ hier en daar uit de bocht. Dan schemert achter de ogen van Nederlands enige kindercabaretier eventjes de frustratie van een kleine ondergewaardeerde kunstenaar die het nooit kan winnen van een commerciële gigant. Maar uiteindelijk overheerst toch de grappenmaker, die met zijn laatste lied ‘Een superpapa is een superpapa als hij er is’ met een enorm cliché weet te ontroeren.