In 2014 maakte singer-songwriter Lucky Fonz III een onverwacht, maar intrigerend debuut als cabaretier met de voorstelling Neurose, geur en maneschijn. Zijn tweede voorstelling Superlekker stelt enigszins teleur. De nieuwigheid is ervan af en zijn verhalen en liedjes hebben te weinig substantie om twee uur lang te boeien.

Superlekker is vooral een coming of age-voorstelling. Lucky Fonz – officieel Lucky Fonz III – vertelt over zijn middelbareschooltijd, toen hij niet lekker in zijn vel zat, voortdurend spijbelde en stoned op het sportveld stond. Hij kon geen meisjes krijgen en hij eindigde in depressieve staat bij de schoolpsycholoog. De omslag kwam toen hij verliefd werd op een meisje dat hem ook wilde. Maar ook in de liefde heeft hij het nog altijd moeilijk, doordat hij wel erg jaloers is en zijn vriendinnetjes voortdurend bestookt met telefoontjes en whats-appjes.

Lucky Fonz weet in deze voorstelling mooi de sfeer van zijn middelbareschooltijd op te roepen, maar zijn coming of age-verhaal over de meisjes die hij niet kan krijgen heeft ook iets puberaals, iets jongensachtigs. Eigenlijk is hij nog steeds die onhandige en ietwat naïeve jongen op het schoolplein, die gelooft in de magie van Hans Klok (een verhaal waar hij de voorstelling mee opent) en zich zorgen maakt om zijn uiterlijk en de meisjes.

Hoewel dit typetje van de onhandige, naïeve jongen hem misschien sympathiek maakt, blijft de voorstelling hiermee ook wat eendimensionaal. Dit vaste cabarettypetje – dat we kennen van onder anderen Kees Torn en Brigitte Kaandorp – werkt alleen als achter dat uiterlijk van de bleue en wereldvreemde figuur een fascinerende en eigenzinnige gedachtewereld schuil blijkt te gaan. Bij Lucky Fonz is dat maar beperkt het geval. Zijn verhalen en liedjes blijven nog te veel hangen in puberfantasietjes en bevatten wel erg veel flauwe grappen of onuitgewerkte gedachten.

Dat valt vooral in de liedjes erg op, die toch zijn belangrijkste succesfactor zijn. De teksten hebben iets ongepolijsts, iets onafs en waar dat de liedjes in de beste gevallen spontaan en eigenzinnig maakt, zijn ze vaak toch vooral slordig, zowel qua tekst als uitvoering. Lucky Fonz is geen geweldige zanger en zijn teksten bevatten vaak een paar rake zinnen of observaties, die vervolgens niet goed uitgewerkt worden.

Lucky Fonz is eigenlijk nog het leukst als hij aan het eind van de voorstelling nog wat vragen uit het publiek beantwoordt. Dan vertelt hij uit de losse pols een paar verhalen die oprecht grappig zijn. Ook de vertolking van het slotlied, waarbij het snoer uit zijn gitaar schiet en hij de zaal inspringt om dan maar akoestisch en dicht op het publiek het laatste refreintje te zingen, is erg sterk.

Lucky Fonz is vooral erg goed in het creëren van een losse, intieme sfeer. Dat is absoluut een kracht en waarschijnlijk zou hij daarmee op een festival als de Parade of Lowlands goed tot zijn recht komen. Maar een theaterprogramma van twee uur is niet de ideale vorm voor een singer-songwriter als Lucky Fonz.