De foto in het programmaboekje van het Brusselse Kunstenfestivaldesarts die de productie van de Iraanse theatermaker Amir Reza Koohestani met zijn gezelschap aankondigt, geeft een troosteloos beeld. Een stuk verroeste poort, dat vastzit aan een muurtje dat van onder nog stand houdt, maar waar boven losse stenen liggen. Daarboven een plakkaat met een Arabisch opschrift. Afgebladderd en met roestige strepen. Op de bakstenen en het poortje liggen kleine restjes sneeuw. De foto suggereert een afgesloten, beklemmend wereldje. En dat is ook de sfeer van de productie. 

Een man zit vooraan op het podium op een draaimolen. Zo’n speeltuinmolen met een paar banken, die je zelf moet laten draaien. Hij draait zachtjes, legt de draaimolen stil en sluit hem met een kettingslot. Klanken brommen zacht dreigend. Een intrigerend openingsbeeld.

Achter de deuren zien we twee vage schimmen van vrouwen die met elkaar praten. De schoolopzichter en een moeder van een leerlinge. Ze klagen over geldgebrek van de school waardoor een opknapbeurt moeilijk is. Er moet geld gevraagd worden aan de ouders. Dat zal voor voorkeursbehandeling zorgen en voor achterstelling van anderen. Dat kan dus eigenlijk niet, maar het budget is niet toereikend.

Er komt een schilder. Later blijkt dat hij de ex is van de opzichter. Hij ging van haar weg om zich aan de kunsten te kunnen wijden. Maar het lukt niet. Hij mag dan nu de speelplaats van de lagere school opknappen. De oude slogans en leuzen die sinds de Revolutie meer dan dertig jaar geleden op de muren prijken, moeten weg. Er moeten vrolijke en leerrijke beelden op de muur komen.

En dan is er de moeder, die elke dag haar dochtertje van 7 komt ophalen. Ze is te vroeg en raakt met de schilder in gesprek. Elke dag opnieuw. Negen maanden, een schooljaar lang, van september tot mei, ook als het regent en het vuil de stad overspoelt. Maar niet in de zomer.

Heel statisch is de voorstelling. De man doet alsof hij schildert en tekent. Telkens zijn er twee personages aan het woord. Als de moeder niet meepraat, zit ze links van het toneel op een bankje. De opzichter gaat rechts zitten. De man verdwijnt naar achteren. De videomuur wordt langzaam uit zichzelf wit. Wat later zal hij een andere kleur krijgen, er verschijnt een leuze, die overschilderd wordt, een tekening, die ook weer weggekalkt wordt en daarna weer verschijnt.

De schilder mag ook wekelijkseen workshop aan de kinderen geven. Tot dat blijkt dat de dochter van de wachtende moeder verliefd is op de schilder. Hij wordt ontslagen, het meisje blijft ziek thuis, maanden achter elkaar. In de ontknoping zien we het meisje op de videowand. Het is een vrolijk babbelend kind, dat alleen kwaad is op de schilder omdat hij niet de zomerworkshop bloemen tekenen zal geven. Hij zal met zijn ex weggaan om voor hun toekomstige baby te zorgen. Er volgt een bevreemdend einde. De drie personages zitten op de draaimolen en praten met het meisje op de wand. Het licht gaat uit, klanken dreigen, stemgeluiden van het meisje. Het licht gaat aan, de draaimolen draait leeg rond.

Amir Reza Koohestani is een gevierd theatermaker die over de hele wereld gelauwerd wordt. Hij is een graag geziene gast op Europese festivals, zoals het kfda, ook in New York en Los Angeles. Hij regisseerde ook al een paar stukken bij de Münchner Kammerspiele, waar in november een Macbeth van hem in première zal gaan. Hij is ook gewaardeerd in Iran zelf, een dictatoriaal land met censuur. In de folder van het kfda staat een interview met Koohestani waarin hij het heeft over de censuurcommissie in zijn land, die er op toeziet dat actrices een hoofddoek dragen, dat man en vrouw elkaar niet aanraken, dat de religie zuiver blijft, dat er geen oproer gekraaid wordt. Koohestani vertelt hoe hij in zijn voorstellingen het zo weet te spelen dat de commissie onderliggende commentaar niet doorheeft, maar een publiek wel, een publiek dat via de vrije media wel op de hoogte is van Iraanse toestanden. Dat interview met Koohestani stuurt je kijken. Moet ik deze productie politiek interpreteren? En hoe dan wel?

De dictie is vrij eentonig, het spel statisch, de enscenering subtiel. Het geheel oogt in het felle licht hyperrealistisch. Alleen de projectie op de muur zorgt voor wisselende beelden. Centraal staat de draaimolen. Die alleen in het begin en op het einde draait. De teksten zijn gelaten.Voor de Europese toeschouwer was het soms pittig om te volgen. Er wordt in het Farsi gesproken, heel veel en snel, je moet al die boventitels lezen. Dan moet je ook nog uitmaken wie wat zegt. Het vraagt extra-inspanning, daardoor komt de voorstelling moeilijk binnen.

Is het een productie over verhoudingen tussen drie mensen, over vermeende pedofilie, over hoe de geruchtenmolen in de buitenwereld gevolgen kan hebben op het lot van de drie? Is het einde een verzoening tussen de drie? Ze praten samen, het meisje op de video klinkt vrolijk. Maar die lege draaimolen dan? Achteraf stelde ik me de vraag of de moeder zich niet in haar dochtertje projecteert. Is zij niet verliefd op de schilder? Gaat het stuk dan over liegen en bedriegen? Over doofpotten? Over de schijn hoog houden? Over de wereld afgesloten houden? Over een wereld zonder vrolijke zomers? Is het een latente aanklacht tegen ongelijke behandeling, tegen het gebrek aan geld voor onderwijs, voor kunst? Veel intrigerende vragen.

Foto: Luc Vleminckx