Kan de achttiende-eeuwse Sturm und Drang-stroming handvatten bieden voor eenentwintigste-eeuws activisme? Kunnen de emotionaliteit van Goethe en het idealisme van Schiller voet aan de grond van deze tijd krijgen zonder meteen als ironisch of parodiërend te worden bestempeld? De drie performers van collectief Blond & Cynisch doen een dappere poging: ze storten zich in het ‘bombastische idealisme’ van de Johanns, Friedrichs en Heinrichs van die tijd. Ja, constateren ze meteen: het zijn vooral mannennamen.

Remy Meeuwsen, Esther Ymkje van Steenis en Emma Vermeulen studeerden vorig jaar af aan de toneelschool in Arnhem. Gezamenlijk maakten ze al korte voorstellingen voor onder meer het Café Theater Festival en Over het IJ. Ze vallen op met hun fysieke, beeldende theatertaal, wat ook in Sturm & Drang een grote kwaliteit is.

In de voorstelling nemen ze het publiek mee in het onderzoek dat aan deze voorstelling voorafging: van een brainstormsessie in theatercafé De Richel in Amsterdam begin dit jaar, tot de residentie in Theaterhuis Jena die daarop volgde, waarbij ze onder meer op bezoek gingen bij Schillers voormalige tuinhuis. Met groot gevoel voor zelfspot portretteren ze zichzelf als naïeve Schiller-fans die van alles wat Schiller ooit heeft aangeraakt bij voorbaat al onder de indruk zijn. De golf aan zelfdodingen die volgde op de publicatie van Goethes Het lijden van de jonge Werther, vinden ze haast sensationeel.

De reconstructie van hun vooronderzoek wordt versneden met scènes waarin fragmenten uit het leven en oeuvre van de kunstenaars worden nagespeeld (zoals Kabaal en Liefde of Werther): op die manier toetsen ze de zeggingskracht van het materiaal aan deze tijd. Hilarisch is de scène tussen Schiller en zijn vrouw Charlotte, die leidt tot een heuse identiteitscrisis van Schiller: ‘Bespeur ik nu ironie? Ben ik afgebikt door de eenentwintigste eeuw?’

Sturm & Drang is een vermakelijke dialoog tussen drie jonge theatermakers en hun historisch materiaal, die onvermijdelijk afstevent op een grote desillusie – bijvoorbeeld als ze zich realiseren dat de Sturm und Drang-kunstenaars op hun beurt weer schatplichtig zijn aan het Shakespeareaans theater, en daarmee minder tegendraads zijn dan ze hadden gedacht. ‘Het staat met beide poten in de theatertraditie waar wij ons juist aan willen ontworstelen.’

De makers willen het hebben over engagement en idealisme, maar ook over de positie van vrouwen in de kunst en in de wereld en over het doorbreken van theaterconventies. Met gevoel voor humor en bij vlagen lekker vet aangezet spel, nemen de performers ons mee in die zoektochten, waarbij ze soms rakelings over hun thema’s heen scheren. Sturm & Drang had zonder meer baat gehad bij een scherpere selectie: het resultaat is op momenten wijdlopig, erg letterlijk en overvloedig. Zeker in de eerste helft zit veel kant-en-klare informatie, en niet elke scène voegt iets toe. Echt interessant wordt het eigenlijk pas in de loop van de tweede helft, als de makers gaan twijfelen aan hun bronmateriaal, en daarmee ook aan zichzelf.

Die twijfel blijkt bovendien meteen de sleutel tot het activisme waarnaar ze op zoek zijn. Om echt tot de kern van Sturm und Drang te komen, kun je het gedachtengoed niet lukraak uit de tijd optillen om ruim twee eeuwen later, hooguit vermomd in de schijnactualisatie van vervreemdende glitterjasjes en een synthesizer, weer te laten vallen. De intenties van de kunstenaars van weleer, waarin ze zich aanvankelijk zo hardnekkig verdiepten, zijn minder relevant, leren ze: het gaat om wat je er nu mee doet. Als ze uiteindelijk hun desillusie omarmen, ontsteekt er zich een nieuw, voorzichtig vuurtje in de makers, wie weet een glimp van een nieuw soort Sturm und Drang.

Foto: Kamerich & Budwilowitz