Figuranten zijn opeens hot. Na de Bellevue-voorstelling Huzarenstuk over figuranten op een filmset, brengt ook regisseur Maren E. Bjørseth in Stones in his Pockets op Oerol filmfiguranten ten tonele. Het toneelstuk werd geschreven in 1996 door Marie Jones en het beleefde zijn première bij de DubbleJoint Theatre Company in Dublin. De tragikomedie gaat over een Amerikaanse filmcrew die een landelijk Iers dorpje overspoelt met een groots oorlogsdrama.

De lokale bevolking doet mee als figurant, iedereen droomt over een grootse carrière in de filmwereld. Maar al snel ontstaan er barsten en scheuren in deze dromen, vooral als een van de jonge figuranten zelfmoord pleegt door het water in te lopen, zijn zakken verzwaard met stenen. De nacht ervoor is hij in het café door de diva van de set vernederd omdat hij te intiem werd, overmoedig geworden na te veel drank.

In de bewerking door Toneelschuur Producties van de hand van Janine Brogt vormt het puur Hollandse verhaal van Hans Brinker (met zijn vinger in de dijk) het filmverhaal, getiteld Hansje Brinker builds a dyke. Twee acteurs nemen alle rollen voor zich, Benjamin Moen als Jan en Daniel Cornelissen als Kasper. Ze staan zoals het op Oerol betaamt op een schitterende locatie in het weiland, op een plankier. De felle zon in ons gezicht, de ruimte van de natuur om ons heen.

De beide acteurs spelen alle vijftien rollen, waarbij ze muzikale begeleiding krijgen van een schitterende soundscape van Wilko Sterke. De geluidsontwerper staat terzijde van de speelvlonder en geeft met elektronica, saxofoon en slagwerk de beat aan. Elke rolwisseling krijgt een krachtige impuls vooraf.

De bewerking kon me echter veel minder charmeren. De transformatie van het ‘epic war drama’ met Hollywood-allures naar Hansje Brinker werkt niet. Het is anekdotische heroïek en ook nogal kinderachtig. Hiermee valt de bodem weg onder het drama. Opvallend is dat op Oerol ook de YoungGangsters met een Hansje Brinker-versie staan, maar rauw, hard.

De beide acteurs redden de nogal rampzalige bewerking. Vanzelfsprekend is een Terschellings dorp nu de plaats van handeling (Hansje Brinker heeft overigens niets met dit eiland te maken, zijn beeld staat zowel bij Spaarndam op de IJdijk als op de Afsluitdijk) en zijn de personages Terschellingers. Cornelissen en Moen brengen hun uiteenlopende rollen uitstekend, daar is niets op af te dingen. Ze maken de snelle overgangen vloeiend, foutloos, met humor en energie.

Het stuk won meerdere theaterprijzen, waaronder de Times/ESB Irish Theatre Award in 1999 en zelfs twee Olivier Awards in 2001 voor de Best New Comedy en de Best Actor. Maar in mijn smaak kent het stuk, ook door deze bewerking, een nadeel: het lijkt telkens opnieuw te beginnen. Zodra de verhaallijn eenmaal is ingezet en de tragische zelfmoordheeft plaatsgevonden, die trouwens sterk wordt gespeeld, cirkelt het verhaal zich rond en rond dit thema. Hierdoor krijgt de voorstelling ondanks alle nieuwe verwikkelingen iets statisch.

Dat Kasper zelf een toneeltekst heeft geschreven die hij aan de filmbazen wil aanbieden, maakt hem tot een wat sneue figuur. Wie vaak op Oerol is geweest, weet dat er op het eiland veel meer en veel spannender verhalen leven dan Hansje Brinker; dat de film daar wordt opgenomen is dan ook volkomen ongeloofwaardig. Tijdens vele achtereenvolgende Oerol-edities zijn deze eilanderverhalen aan de orde geweest en daar hadden regie en bewerking veel beter uit kunnen putten.

Foto: Julian Maiwald