Het is een troosteloze boel. Vader sluipt te pas en te onpas de drankkelder in, moeder is terminaal ziek en krijgt te horen dat ze nog maar drie maanden te leven heeft, het hotel dat het gezin runt staat op het randje van faillissement – en dan keert de jongste zoon sinds lange tijd weer terug naar huis. Wat volgt is een ongenadig gevecht om liefde en erkenning, dan weer meedogenloos, dan weer pijnlijk gevoelig.

De Zweedse toneelschrijver Lars Norén schreef Stilte in 1984. De toenemende misère waarin het gezin verkeert is als een fuik: het wordt alleen maar erger. Want pas op het meest verstikkende moment kan er ruimte ontstaan voor bevrijding.

Na Ashes to ashes van Pinter, is dit de tweede regie van Olivier Diepenhorst bij Toneelschuur Producties. Hij heeft een vijftal sterke acteurs bereid gevonden, en voor hen de ruimte geschept tot mooi en veelzijdig spel. Dat is ook waar deze voorstelling het van moet hebben. De grote lijn, de opbouw naar de catharsis, is wat uit balans en niet altijd even helder geplaatst.

Hein van der Heijden speelt de vader: een onbetrouwbare alcoholist – maar toch schrijnend in zijn onkunde. Van der Heijden speelt hem op volle energie en met harde schakels: poeslief, gevaarlijk boos, kwetsbaar, intens verdrietig. Het personage schiet alle kanten op en Van der Heijden doet dat nergens voorzichtig, maar uitsluitend met volle overgave.

Sander Plukaard weet met zijn lege, afgestompte blik de jongste zoon Johnny onverwacht gevaarlijk te maken. Hij zet een even ongrijpbare als sensitieve jongen neer, die zoekend en gekweld door het leven gaat. Plukaard toont zich een interessant acteur, bij wie een hoop gebeurt zonder dat dat al te veel bravoure met zich meebrengt.

Tamar van den Dop speelt de terminaal zieke moeder. Nu ze stervende is, lijkt ze ineens kraakhelder te zien wat voor puinhoop ze achter laat. Van den Dop weet een subtiele hysterie in haar spel aan te brengen, waarin de urgentie om het gezin een beetje bij elkaar te houden (al is het maar tot haar dood) mooi doorschemert.

Chiem Vreeken speelt de oudste zoon Ingemar, een verongelijkte jongen die zijn vader en broertje veracht, en zijn moeder adoreert. Hij weet op onverwachte momenten te verrassen, bijvoorbeeld wanneer hij ineens een jeugdig plezier terug lijkt te vinden met zijn jongere broer. En ook Anne-Chris Schulting weet haar rol als de huishoudster, in de spaarzame scènes die ze heeft, krachtig te brengen. Mooie vondst is dat ze, alle bejegeningen van het gezin ten spijt, niet uitsluitend het slachtoffer speelt, maar zelf ook verleidt.

Vanaf het begin ligt het tempo van de voorstelling erg hoog. Vanuit het viertal deuren – die de andere ruimtes in het hotel suggereren, waaronder de beruchte drankkelder – komen de personages op en af, en de problemen stapelen zich op. Het doet wat gehaast aan, er is weinig ruimte ingebouwd waarin de problemen kunnen indalen. De scènes met wat meer verstilling, bijvoorbeeld de uiterst spannende dialoog tussen Johnny en de huishoudster, zijn schaars en komen in alle drukte maar nauwelijks tot hun recht.

Het is veel tekst, en dat zal ook een van de redenen zijn dat Diepenhorst er een aantal korte fysieke scènes in heeft geplaatst. Deze intermezzo’s, waarin Johnny als in een soort trip door het hotel dwaalt, zijn prettig voor de afwisseling, maar bij vlagen erg over de top. Met name de wat al te letterlijke uitbeelding van Johnny’s angsten en verlangens, verbeeld in een sensuele dans met zijn moeder zoals ze was voor ze ziek werd. Die scène kent weliswaar een spannende obsceniteit, maar het ligt er allemaal wel erg dik bovenop.

In de laatste scène moet het dan samenkomen. In tegenstelling tot het eerste deel ligt het tempo hier laag en blijft iedereen op het podium – een verademing na al dat heen en weer geren. Het is een mooi beeld van een uitgeblust gezin, soms op het randje van melodrama, maar met name Plukaard weet zijn sentimentele slotmonoloog met aards en helder spel toch binnen te laten komen.

Zo is Stilte een wisselende voorstelling geworden, die niet altijd even raak is, maar waarin niettemin een hoop te beleven valt.

Foto: Sanne Peper