Stel je een meeuw in de storm voor, die ondanks alle rukwinden met gespreide vleugels doodstil in de lucht lijkt te hangen. ‘De vleugels ontspannen open, de blik onverstoorbaar en voortdurend in evenwicht.’ Met dat beeld opent Stil de tijd van Matzer Theaterproducties. Maar wat een meeuw moeiteloos lijkt af te gaan – je ondanks alle chaos overgeven aan het leven en daar rust en evenwichtigheid in vinden – is voor een mens nog niet zo eenvoudig.

Aan het woord is Kairos: God van het onbewaakte ogenblik – voor deze gelegenheid in het lichaam van actrice Nanette Edens gevaren. Hij gebruikt haar – of zij hem – om zijn bespiegelingen op de tijd op ons los te laten. Ondertussen komen we bij vlagen ook een beetje meer te weten over de actrice in kwestie. Er was een dood veulentje, een ambulance – al snel vermoed je een groter leed dan ze lijkt te willen toegeven.

Stil de tijd is geschreven door Jibbe Willems en Peter De Graef. Ze baseerden zich losjes op de essaybundels Stil de tijd en Kairos, waarin Joke Hermsen tijd(sbeleving) onderzoekt vanuit de westerse filosofie en een pleidooi voert voor meer rust, traagheid en stilte.

Op het toneel staat een vernuftige machine waaruit voortdurend zand wegstroomt, tot er een mechanisme in gang wordt gezet dat een gong luidt. De symboliek is helder: de tijd glijdt onherroepelijk tussen je vingers door, net zo lang tot je laatste uur geslagen heeft, en dan opnieuw. En opnieuw. Daaromheen spelen Jet Stevens en Tessa Zoutendijk op viool en bas. Die gaan af en toe een spannende dialoog aan met Edens, bijvoorbeeld wanneer ze – als Edens opsomt op welke locaties ze afgelopen jaar wakker is geworden – om haar heen komen staan en haar allengs overstemmen. Dan gaan taal, muziek en thematiek mooi met elkaar aan de haal.

Helaas zijn de overpeinzingen over tijd – hoe elastisch die is, dat tijd ‘als lucht’ is – bepaald geen nieuwe inzichten. Uiteindelijk wordt het summier doorgevoerde kleinmenselijke leed – de moeder in het ziekenhuis, bij haar zoontje – het meest invoelbaar. Maar ook dat blijft te veel in algemeenheden om echt te beklijven – en dan pleit ik echt niet voor een keurig voorgekauwd, rond verhaaltje, maar in deze vorm neigt het wel erg naar grote-stappen-snel-thuis-dramatiek in de slotfase van de voorstelling.

Willems en De Graef schreven een poëtische montage aan monologen. Edens brengt ze in regie van Madeleine Matzer met een consequente rust en weldoordachte sereniteit. ‘Ik ben mezelf voorbij gerend’, introduceert ze zichzelf, maar ondertussen straalt ze wel in alles evenwichtigheid uit. Dat gaat op den duur wringen: er spreekt geen enkele urgentie uit haar spel, geen vuur, er is überhaupt nauwelijks dynamiek in energie. De potentiële spanning tussen de actrice en Kairos wordt niet doorgevoerd, het is al snel diffuus wie er aan het woord is en ook dat wordt verder niet geproblematiseerd of gethematiseerd. De plotloze toneeltekst kabbelt en meandert onverstoorbaar van de ene overpeinzing naar de andere metafoor.

Edens speelt haar personage ondertussen met zo veel zelfbeheersing en zo veel zelfverzekerde evenwichtigheid – soms tegen het belerende aan – dat ze zelf die meeuw van het begin wordt. Best wel mooi om even naar te kijken, maar geef mij op toneel maar een paar goeie rukwinden die de boel (en het publiek) onverwacht omverblazen.

Foto: Karin Jonkers