Sinds begin dit jaar onderzoekt theatermaker Lieke Benders vier jaar lang één thema: de stilte. Hoe manifesteert de stilte zich, hoe geruisloos is ze? Wanneer bekruipt de stilte je stiekem, wanneer overvalt ze je en wanneer slaat ze je vol in je gezicht? STIL.de expositie is een van de eerste presentatiemomenten van dat onderzoek, waarin Benders de natuur – de stilte – als een verzameling museumstukken exposeert.

Een ambitieus plan, te meer omdat de stilte zich in zoveel uiteenlopende verschijningsvormen manifesteert. Hoe cureer je dat, hoe stel je een ‘collectie’ samen? In haar keuze lijkt Benders nog uitwaaierend: van zeer persoonlijke vakantie-dia’s tot een haast levensechte reproductie van een natuurgebied; van meer beschouwende observaties tot een geleide fantasie waarin je, zittend in een klein hokje, als in een soort biecht, wordt meegenomen in een stilte-wandeling.

Vier jaar lang werkt Benders vanuit haar zelf ingerichte labaratorium in het Limburgse Klooster Wittem (bij Gulpen) aan haar onderzoek rondom stilte. Behalve deze expositie moet dat onderzoek resulteren in een installatie, een performance, een tekst en een beeld – gepresenteerd op diverse locaties in Nederland en België.

De expositie kenmerkt zich door een grote zorgvuldigheid en veel gevoel voor detail. De driedimensionale maquettes van natuurfoto’s zijn tot in de puntjes uitgewerkt, in de grote ‘bubbel’ waarin de natuur levensgroot gereproduceerd is, dringen vooral de geuren zich aan je op, in de videoprojectie van de zee, die je bekijkt terwijl door een koptelefoon klassieke muziek klinkt, vormen de omslaande golven een haast uitgestippelde choreografie. De natuur is fascinerend, beeldschoon, overweldigend. Maar het wordt in deze context wel erg geromantiseerd: de natuur kan immers in al zijn stilte ook gevaarlijk zijn, en verpletterend. Benders benadert de natuur niet als vijand, maar uitsluitend als oude vriend die je lang niet gezien hebt, en waar je reikhalzend naar uitkijkt.

STIL.de expositie is vooralsnog meer een interactieve expositie dan beeldend theater; de performatieve elementen zijn minimaal. Door die museale insteek – toeschouwer verhoudt zich bewust en opzettelijk tot een aantal objecten – blijft er een afstand tot het onderwerp. Ook wanneer we er middenin staan, word je er nog niet echt door omgeven. Daarom werkte de laatste halte van de expositie – die je, als je niet oplet, bijna overslaat ­­– zo goed: midden in een kleine, aparte ruimte is een bar opgetrokken. Wie koffie wil, mag op de bel slaan. Een hand kruipt omhoog, schenkt blind de koffie in en schuift het kopje naar je toe.

Alleen aan die bar, in het volle besef van die onzichtbare ander, ongemakkelijk lurkend aan de koffie, keerde de stilte zich voor het eerst echt tegen me.

Foto: Moon Saris