Bij binnenkomst in Frascati zijn Timo Tembuyser en Naomi Steijger sereen een aantal straatklinkers in een grotere vorm aan het passen. Wanneer deze compleet is, zien we dat het een bird’s-eye view van de flat Groeneveen in Amterdam-Zuidoost is, het gebouw waar de verhalen die we deze avond horen hebben plaatsgevonden. In Stemmen uit beton #3 – Kid’s-eye view brengen Tembuyser en Steijger een weinig gehoorde, maar momenteel bijzonder relevante geschiedenis ten gehore.

De geschiedenis van de Bijlmermeer is gecompliceerder dan het lijkt. De woonwijk is oorspronkelijk ontworpen door architect Siegfried Nassuth met de intentie om de dichtbevolkte Pijp wat uit te dunnen en tegelijkertijd de mensen die in de Bijlmer neerdaalden te verheffen. Ontworpen met een vergelijkbare filosofie als een panopticon in de gevangenisarchitectuur, zou het open ontwerp in combinatie met voldoende sociale voorzieningen ervoor zorgen dat de bewoners van de Bijlmer zich als ideale burgers zouden ontplooien. Toen begin jaren zeventig echter een significant aantal Surinamers naar Nederland emigreerde, omdat de situatie aldaar door de dreigende coup van Bouterse steeds gevaarlijker werd, werden deze in de verschillende binnensteden geweerd door huisbazen en stadsbesturen. In Amsterdam konden ze vrijwel exclusief in de Bijlmer terecht.

Tembuyser en Steijger brengen met Kid’s-eye view het menselijke perspectief terug in deze historie. In plaats van een afstandelijk feitenrelaas, laten de twee makers vijf bewoners van dezelfde flat aan het woord. Ieder van hen is opgegroeid in een verschillende fase van de tumultueuze geschiedenis van de Groeneveen-flat. Zij vertellen voornamelijk over hun jeugd en hoe de flat hun jeugd gekleurd heeft. Hun verhalen zijn te horen over de speakers.

Een oudere Ghanese man vertelt over hoe zijn laagopgeleide moeder er onbedoeld voor zorgde dat hij niet naar de havo kon gaan, omdat ze hem niet met huiswerk zou kunnen helpen. Een vrouw van middelbare leeftijd herinnert zich hoe er altijd heroïne spuitende verslaafden in de trappenhuizen rondhingen en ze daar eigenlijk nooit van opkeek. Een man van begin dertig deelt lachend hoe hij op jonge leeftijd vader werd en in de criminaliteit terecht kwam, want ‘als iedereen om je heen aan het dealen is, en jij niet, en je wil veel geld verdienen…’ De persoonlijke invalshoek toont krachtig de schade van het gebrekkige beleid dat Amsterdam-Zuidoost jarenlang haar problematische imago gegeven heeft, zonder een klaagzang te worden.

Omdat Kid’s-eye view principieel een documentaire luistervoorstelling is, zijn de scenische toevoegingen van Tembuyser en Steijger minimaal en redelijk illustratief. Wanneer een nieuwe bewoner aan het woord komt, wordt één van de klinkers door middel van een haak de lucht in gehesen en hangt deze boven de flat. Deze verhalen en ervaringen zijn slechts een fractie van de geschiedenissen die in de betonnen droom van Nassuth te vinden zijn. De Bijlmerramp, waarbij een vrachtvliegtuig neerstortte in een van de flats van Groeneveen, visualiseren de twee makers door een deel van de klinkers in stilte weg te halen, terwijl we bewoners horen vertellen dat ze nog altijd naar het raam lopen wanneer ze een vliegtuig over horen vliegen. Het is een eenvoudige stijlkeus, maar effectief om de aandacht niet van de verhalen en bewoners af te leiden.

Het is eenvoudig om cynisch richting de Nederlandse politiek te kijken wanneer je deze ervaringen zo achter elkaar hoort. Pas ruim vijftig jaar nadat het plan voor de Bijlmermeer er lag, lijken de idealen die Nassuth voor deze buurt voor ogen had eindelijk te kunnen worden gerealiseerd. De kinderen die nu in deze flat opgroeien lijken optimistischer en hun jeugd minder gevuld met trappenhuizen vol naalden – nu ruikt het enkel soms naar urine. Ze dromen ervan om dokter of kassière te worden, en vertellen over de natuur en de mensen die de wijk zo geliefd voor hen maken. Des te pijnlijker zijn de momenten wanneer deze kinderen vertellen dat er zo veel vaders afwezig zijn en dat ze willen leren hoe ze beter met de politie kunnen omgaan. Wanneer de kinderen gezamenlijk het ‘Dies Irae’ (‘De dag van de woede’) zingen schijnt er echter weer voldoende hoop door voor de toekomst om niet totaal verslagen de zaal te verlaten.

De problemen zijn de Bijlmer nog niet uit, maar ruim vijftig jaar en een vliegtuigramp verder lijkt er eindelijk een structurele verandering op komst.

Foto: Jean van Lingen