De korte voorstelling Spider-boy lijkt niet meer dan een eerste aanzet. Verhaal, thema, speelstijl en vormgeving zijn enigszins veelbelovend, maar komen nog te weinig tot hun recht. Avondvullend of op een andere manier bevredigend is het geheel nog niet.

Enkele aanzetten hebben zeker potentie. Zoals de toneeltekst die Fabian Holle uitspreekt en die gelijktijdig op de achterwand van het toneel is te lezen. De tekst en het verhaal gaan over de manier waarop een dove jongen op teleurstellingen reageert door een sprong voorwaarts te maken, door te proberen een held te worden (Spiderman) en zelfs te gaan geloven dat hij vanaf gebouwen kan vliegen.

De tekst op de achterwand maakt het voor doven mogelijk de voorstelling te volgen. Het is ook een extra dimensie van de voorstelling, waarmee  soms creatief wordt omgegaan als de tekst een eigen leven gaat leiden. De dove hoofdpersoon in het verhaal kan liplezen, maar mist daarentegen weer de dimensie van hoe hard of zacht de stemmen zijn, of hoe hoog of laag. Net zoals de geschreven tekst dat doet. In het bewust maken van deze dimensies kan de kracht komen te liggen van de voorstelling. Met het spelen en duiden ervan is een begin gemaakt.

De verteltrant van Fabian Holle is die van een monoloog, al komt deze benaming geen seconde bij de toeschouwer op. Soepel en inventief wisselt hij de rollen van de personages en van de verteller. Daarbij geholpen door mooie geluidseffecten en allerhande bewegingen.

Maar het verhaal is niet spannend genoeg. Het gaat over een vreemde jongen die nu eenmaal de pech heeft dat-ie doof is, maar zich daarom nog geen rare hersenspinsels in zijn hoofd hoeft te halen. De teleurstellingen mogen misschien nog wat groter, het verlangen eraan te ontsnappen wat nijpender, het geloof van een hoog gebouw te kunnen vliegen wat aannemelijker. Spider-boy blijft steken in een eerste proeve en een stijloefening.

Foto: Mark Brants