Het halfronde gebouw aan de Tolstraat in de Amsterdamse Diamantbuurt waar nu de OBA Cinétol is gevestigd is een voorbeeld van het nieuwe bouwen, maar heeft een grillige geschiedenis. Gebouwd in 1929 door de Rotterdamse architect Van der Vlugt als hoofdkwartier van de Theosofische Vereniging, werd het na de Tweede Wereldoorlog een buurtbioscoop, een theater, een filmhuis, een bibliotheek, een creatieve broedplaats en nu is het weer even, alleen in het weekend van 26 en 27 september, een theater.

Broedplaats Cinétol organiseert namelijk dit weekend een klein festival, het Ruwe Diamant Festival, gewijd aan wat ze ‘ruwe diamanten’ noemen: nieuwe en opkomende artiesten op het gebied van muziek, theater, literatuur, film en eten. Speciaal hiervoor heeft de in Amsterdam-Zuid gevestigde productiekern de Diamantfabriek een nieuwe ‘locatie-opera’ gemaakt, met de raadselachtige titel Spaces in Between, speciaal voor de halfronde bibliotheekruimte van het gebouw.

We zitten boven, op wat eens het balkon was van het filmhuis en zien beneden ons twee jonge vrouwen ronddwalen, zingen en praten, vergezeld van twee jonge hoboïstes die hun soms de weg wijzen, soms begeleiden en soms bekritiseren. Als je de tekst goed volgt (er is een tekstboekje) zijn beide jonge vrouwen eenzaam. Een is verlaten door een geliefde, de andere heeft een kind verloren, vlak na de geboorte. In eerste instantie lijken ze tegengesteld, de ene zoekt het in feesten, de andere krijgt ongewenste rouwvisite; de eerste vrouw tracht rationele verklaringen te vinden voor wat er gebeurt, de tweede denkt dat alles gaat zoals een Maker het heeft bedacht.

Beiden gaan op zoek in de bibliotheek, maar ze hebben geen geduld voor al die boeken, woorden, letters en trekken ze ruw uit de kasten. Ze nemen steeds meer elkaars woorden over en gaan steeds meer op elkaar lijken. Misschien, is de conclusie, is de eeuwige eenzaamheid het enige wat ons mensen uiteindelijk kan binden.

Wat dit alles oplevert is interessant experimenteel theater in kort bestek (slechts veertig minuten), waarbij jonge tot heel jonge makers een kans krijgen. Verhalenverteller Sytze Schalk leverde een fraaie, niet steeds direct verstaanbare tekst, gedeeltelijk gebaseerd op het verhaal De bibliotheek van Babel van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges. Componist Benedict Weisser, van onder meer de patchwork-opera Conversations with my mother, leverde een eigenaardige partituur, beginnend met een lelijke, lang aangehouden toon van een van de hobo’s, maar dan vaak mooie, elektronisch versterkte zangpartijen (vooral als er enigszins jazzy wordt gezongen) en soms uitgesproken vrolijke deuntjes voor de hobo’s. Veel wordt er ook gezegd, gefluisterd of verdubbeld op een mobiele telefoon.

Regisseur Robin Coops koos ervoor de tegenstellingen tussen de twee vrouwen volstrekt te negeren en alleen de parallellen te benadrukken. De sopranen spelen en zingen daarom enigszins geserreerd, maar wel heel overtuigend. De bibliotheekruimte wordt prachtig gebruikt, de zangeressen en hoboïstes bewegen zich voor, achter en op de boekenkasten, maar de boeken zwijgen als het erop aankomt ze te helpen in hun eenzaamheid. De twee vrouwen vinden elkaar wel muzikaal, ze zingen aan het einde unisono, maar hun eenzaamheid blijft: ‘Iedereen is weg / Mijn hoofd tegen een boekenkast / Nu wil ik slapen.’

Foto: Robert Benschop