Choreografen Jerôme Meyer en Isabelle Chaffaud gaan graag in gesprek met hun publiek, en doen dat het liefst ook tijdens hun voorstellingen. Daarin is naast dans ook een belangrijke rol weggelegd voor andere vormen, zoals spel. In hun nieuwste voorstelling, SOUL #1 Audience graven ze nieuwsgierig naar de ziel van de kijker, op zoek naar manieren om met elkaar in contact te komen.

Van allerlei kanten wordt het publiek geprikkeld en bevraagd. De stoelen staan langs de zijden van de vierkante vloer; onze ogen zijn dus niet alleen gericht op de performers, maar voortdurend ook op elkaar. Zo wordt de vloer een forum, een plaats waar standpunten in dialoog worden bepaald.

Naast de dansers pakt daar ook acteur Anne Stam de vloer met een aantal monologen, die onder andere gebaseerd zijn op werk van Voltaire. Hij richt zich rechtstreeks tot de toeschouwers, net zoals de dansers voortdurend je blik willen vangen, dichtbij komen en je heel soms zacht aanraken. Zo blijf je je als kijker/deelnemer voortdurend afvragen: hoe sta ik hier tegenover? Bij binnenkomst wordt een aantal bezoekers met de ogen dicht door de ruimte geleid waardoor het kan gebeuren dat je je al direct fysiek overgeeft aan het gebeuren op de vloer.

Na een scene waarin vier danseressen liggend op de vloer zijn geëindigd vraagt Jerôme Meyer zonder woorden een vrouw uit het publiek op te staan. Fluisterend in haar oor stelt hij haar een vraag. Ze knikt zwijgend en zet een paar passen richting de danseres die het dichtst bij haar op de rechterzij ligt. De vrouw knielt en brengt haar mond naar het oor van de danseres. Die veert daarop overeind en komt met een draai weer tot leven. De vrouw gaat ondertussen diagonaal de vloer over, van danseres naar danseres, en fluisterkust ze een voor een wakker.

Het zijn momenten als deze waarop de onderzoekende mengeling van dans en performance, dans om naar te kijken en dans om te doen, mooi werkt. Nog zo’n moment: wanneer Meyer en Stam tegenover elkaar in het midden van de vloer staan en een soort battle van dans tegen tekst opvoeren. Ze trekken om te beginnen elkaars overhemden even recht, geven elkaar plagerig duwtjes, letterlijk met een hand tegen een schouder of figuurlijk met een woord tegen een zeer been, en heel even gaan woord en beweging in elkaar op en over.

Er zijn ook momenten waarop het minder goed werkt. Er zijn scènes waarin leden uit het publiek wordt gevraagd mee te dansen. Niet iedereen wil dat, de lichaamstaal maakt dat wel duidelijk; mensen kijken weg of ze weigeren de uitgestoken hand. Maar er zijn er die het doen. Merkwaardig genoeg heeft dat in een aantal gevallen een ongemakkelijke uitwerking. Want hoe kan het dat de vrouw die in de kring stapt net zoveel controle over het lichaam heeft als de danseressen? Hoe weet de man in de trui de reeks passen en armbewegingen zomaar mee te doen? Ik denk bij mezelf: als ik nu word gevraagd om erbij te komen, sta ik echt enorm voor paal. Het wakkert mijn wens aan om ongezien te blijven. Maar wanneer zich een pittig gesprek ontwikkelt tussen Anne Stam en een mevrouw die niet wil meedoen, stel ik gaandeweg vast dat dit gesprek toch niet zo spontaan is. En dat stelt me teleur. Zou het voor de makers een te groot risico zijn om het te vragen aan iemand die de uitgestoken hand echt niet wil aannemen?

Uiteindelijk hoef ik niet te dansen. Ik mag met mijn ogen dicht tussen de dansende mensen door, terwijl een vrouw me leidt en heel rustig vertelt wat er op de vloer allemaal gaande is. Het voelt veilig. Maar de vraag is of dat nu eigenlijk wel de gewenste uitkomst van dit onderzoek was.

Foto: Robert Benschop