Het conflict kan niet groter zijn, dat tussen moslim en jood, tussen Iran en Israël. De acteurs geven het zelf als eerste toe: dit is een voorstelling over culturele en religieuze botsingen. Acteurs Sahand Sahebdivani en Raphael Rodan zijn beiden in 1980 geboren, de eerste in Iran, de tweede in Israël.

In hun eerdere opvoeringen, zoals Kingdom of Fire and Clay en My Father Held a Gun, exploreerden ze hun familiegeschiedenis. Nu, in hun nieuwe performance Sons of Abraham, willen ze zichzelf als persoon onzichtbaar maken door een fictief verhaal te vertellen. Nu heten ze Adil en Sami(r), twee broers afkomstig uit Koerdistan, een landstreek in het Midden-Oosten dat, aldus Sahebdivani, op geen enkele wereldkaart staat, maar desalniettemin een deel van hun thuisland herbergt, Irak in dit geval.

De beide broers werken als schoonmakers in een bordeel op de Amsterdamse Wallen, het Red Light District. Het is hun laatste nacht. Als illegale vluchtelingen leven ze al vijf jaar in Nederland en ze dromen ervan terug te keren naar Irak, om afscheid te nemen van hun pas overleden moeder. De een voert zijn gesprek al schoonmakend, de ander is de rusteloze van de twee, maar ook de aanjager, degene die de discussies uitlokt.

Grote zwarte spiegels domineren het toneelbeeld, een teken van de nacht of heel vroege ochtend in de Rosse Buurt, naar een ontwerp van Mirko Lazović. Het aanvankelijke enthousiasme over de terugkeer naar hun familie wordt al snel getemperd door pijnlijke misverstanden en diepe conflicten. Beiden willen terug, maar ieder heeft voor de ander een verborgen agenda. Regisseur Tom Radcliffe (in coregie met Julie Peters), die ook een bijdrage leverde aan de teksten, heeft de voorstelling min of meer als een beproefde method acting vormgegeven. De speelstijlen botsen overeenkomstig de innerlijke overtuiging van het tweetal.

Het grote conflict dat zich langzaam ontvouwt, is dat tussen aanpassing aan het westen (Sami) of juist de verlangde terugkeer naar Irak vieren (Adil). De laatste roemt het collectieve leven van het Midden-Oosten, de familiebanden, de religieuze wortels waarin ze leven. Het is de oude maar altijd aangrijpende strijd die migranten moeten leveren: aanpassing aan de nieuwe normen van het nieuwe land of juist blijvend terugverlangen naar de oude waarden. Een nieuw leven beginnen of het aloude thuisland nooit meer kunnen vergeten.

Op het scherp van de innerlijke botsing komen herinneringen boven aan de grimmige voettocht die het tweetal maakte om in het vrije westen aan te komen. Ze werden begeleid door een geheimzinnige man wiens gezicht ze nooit hebben gezien. Het enige wat ze zagen was ergens een rood schijnend licht. Aan het slot spreekt deze man ons toe vanuit de anonimiteit, terwijl indrukwekkende landschapsbeelden van het grensgebied waar ze doorheen trokken voorbijglijden. Het zwart van de spiegels is óók het zwart van deze mensensmokkelaar die hen desalniettemin heeft geholpen.

Halverwege slaat de voorstelling om, en stappen de beide acteurs uit hun rol. Vooral Sahebdivani weigert langer te spelen in deze ‘clichés’, zoals hij het noemt. Hij wil ermee ophouden waarop Rodan repliceert dat hij het toneelstuk ‘vernietigt’. Hoe begrijpelijk en aanvankelijk spannend dit moment ook is, echt origineel is het niet. Ook de uitwerking ervan niet. Het plots stopzetten van een voorstelling en de rollen verwerpen is een momentum dat vaak in conflictvoorstellingen aan de orde komt. Het spel brandt los in heftige scènes, onderlinge verwijten, maar ook indringende argumentatie.

Uiteindelijk komt er toch verzoening tot stand, gesymboliseerd door de blauw-witte gebedssjaal die van de hals van de ene broer naar die van de ander gaat, en weer terug. Indrukwekkend is de slotmonoloog van Rodan die beschrijft hoe hij uit het raam in de Rosse Buurt kijkt en daar niet alleen de prostitués ziet, maar ook de jonge, vrijgevochten Amsterdammers, wier stad ooit de Tweede Wereldoorlog meemaakte, maar van wie de herinneringen diep verscholen liggen, onbereikbaar eigenlijk, en verwaarloosd. Hij zou die herinneringen weer levend willen maken.

Het is knap en moedig dat de beide acteurs de bijbelse achtergrond – ze zijn immers de zonen van Abraham – tot uitgangspunt nemen voor een voorstelling waarin de vrijheid van het westen lonkt, ze werken in een bordeel als teken van ongebreidelde seksuele vrijheid, maar ook de onwrikbare waarden van het leven in het Midden-Oosten van grote betekenis blijven.

Foto: Alborz Sahebdivani