Danny ligt in bad en geniet zichtbaar van de herinneringen aan zijn grote successen als clown. Even later stapt een jonge man binnen, met koffer. Familiecircus Ronaldo schuift van de zesde naar de zevende generatie. Een vader-zoonduel ontrolt zich, met warme humor en tristesse, zoals het echte clowns betaamt.

Eindelijk staan ze samen in de tent, in de piste: vader Danny (50) en zoon Pepijn (22). De voorstelling was voor vorig jaar gepland, maar dat kon dus niet. Ze brachten toen met de hele familie en aanverwanten een coronaproove rondleiding buiten de tent, het nostalgische Applaus. Toeschouwers passeerden in bubbels het terrein rond de tent, waar Danny, zijn broer David, zijn vrouw, zijn kinderen en inwonende schoonfamilie op verschillende plekken hun acts opvoerden.

Toen ik de toer meemaakte, miezerde het ook nog eens. De jonge zoon Angelo (11) liet een ontroerende indruk na, door zijn naturel in zijn pogingen een jongleeract in te studeren en door zijn onwijze berusting. Het talent zit in de familie, dat zag en voelde je toen direct, en dat bewijst nu ook Angelo’s oudere broer Pepijn.

Zij vormen de zevende generatie van een familie die eerst met theatervoorstellingen rondtrok, in latere tijden onder de naam Circus Ronaldo, vooral met muziek, en vanaf de vijfde generatie ook met een paard, met cowboy-acts en muzikaal variété. De zesde generatie (met Danny en David) weet een eigen stijl op te bouwen, in een symbiose van circus en theater, als ‘commedianten’ verwijzend naar de commedia dell’arte waarmee ze zich verwant voelen. De zevende generatie dient zich aan. Oudste zoon Nanosh maakte Swing met een jonge cast, zonder Danny, en nu is er dus zoon Pepijn, samen met zijn vader.

We komen de tent binnen, zien vader Danny in bad liggen, sokken wassend. Voordeel van de coronamaatregelen is dat we niet moeten drummen en dat we ruim op ons bankje kunnen zitten en goed zicht op de piste hebben. Naast het bad staat een grote bandrecorder. Regelmatig en met de nodige trots spoelt Danny de banden terug naar gloriemomenten. Muzikaal geschetter, aankondigingen van de clown Ronaldo, Danny wijst naar zichzelf, ‘Sono io’ (‘Dat ben ik’), applaus en nog eens applaus. Weemoed om het verleden.

Vanachter de lakens en ondergoed aan waslijnen komt zoon Pepijn op, met hoedje, een beetje in een Charlie Chaplin-outfit, glunderend. ‘Sono io!’. Vader is verbaasd, maar roept dan vol trots, in een welluidend Italiaans klinkend brabbeltaaltje, dat het zijn zoon is en dat het de zevende generatie is. Danny doet een rode badjas aan, en daar staan ze naast elkaar, de welgeklede zoon, vol zelfvertrouwen, de droefogende vader, met natte haren, in badjas, op blote voeten.

Een samenspel ontspint zich langzaam. Spannend traag bouwen ze de muzikale en acrobatische clownacts op. De overdracht van zesde naar zevende generatie verloopt niet rimpelloos. Vader wil bewijzen dat hij nog niet heeft afgedaan, zoon heeft respect voor vaders kunde, maar laat ook voelen dat de prestaties van zijn vader tanende zijn. Hij wil laten zien wat hijzelf kan. Beiden willen het publiek behagen met hun kunsten, beiden gunnen ze elkaar wel ruimte, maar dat kost moeite. Gevoelens van trots en jaloezie wisselen elkaar af, de ene keer turbulent en conflictueus, de andere keer vertederend. In muzikale acts willen ze elkaar overtroeven, met blaasinstrumenten, met strijkinstrumenten én piano.

Zoals natuurlijk te verwachten was, vinden vader en zoon elkaar uiteindelijk in hun zijn. De queeste tussen de twee is vol verrassende aanzetten, vol ingetogen en uitbundig spel, vol melancholie en romantiek. Sono Io? toert al een tijdje, de clowns zijn perfect op elkaar ingespeeld, qua timing, qua interactie. Ze brengen een gulle lach ín een milde traan, zoals échte clowns dat kunnen. Gaat dat zien! Lach, gniffel, pink een traan weg.