Misschien zijn er nog Amsterdammers die zich tegenover Tuchinski de bioscoop Cineac herinneren: je kocht een kaartje, ging naar binnen en kon in het donker net zo lang naar het geboden programma kijken als je zelf verkoos; op een gegeven moment begon het programma opnieuw van voor af aan en je kon blijven zitten of vertrekken.

Voor de nieuwe voorstelling van Amos Ben-Tal en zijn OFFprojects schrijft het publiek zich individueel in voor een specifieke aanvangstijd. De toeschouwers zitten bij de voorstelling door de hele ruimte verspreid op zwarte krukjes, twee aan twee of individueel. Elk kwartier openen de deuren zich om een nieuwe lading publiek toe te laten, en het zittende publiek de gelegenheid te geven gedurende dertig seconden (die luidop afgeteld worden) van plek te wisselen of de zaal te verlaten: het is aan iedereen persoonlijk om de eindtijd van de voorstelling te kiezen.

De voorstelling vertelt geen lineair verhaal, maar toont een aantal momenten die soms in dans, dan weer in muziek en op sommige momenten in tekst uitgewerkt zijn. Ben-Tal drukt zich in al deze uiteenlopende disciplines uit. Deze voorstelling schakelt tussen verschillende solo gedanste delen, een gedanst duet, een gesproken gedicht, dat later terugkomt als tekst in een danssolo en nog weer later als songtekst, begeleid op gitaar. Naast de dansers zijn dus ook een actrice aan het werk en Ben-Tal zelf als gitarist en zanger.

De gedanste delen spelen zich tussen het publiek af. Een spannend gebruik van de ruimte is het gevolg, de dansers zijn vaak slechts centimeters verwijderd van hun publiek. In een aantal gevallen maken zij ook direct oogcontact en wordt de ‘aangesprokene’ verleid om te reageren: een glimlach, wegkijken, verzitten of een vergelijkbare mini-choreografie. De spontane uitwisselingen maken dat de voorstelling in het hier en nu ontstaat. Soms schept het directe contact meer afstand, in andere gevallen overbrugt het juist de afstand tussen performer en publiek.

Een fraai duet begint als de dansers van twee kanten een denkbeeldige muur rondom de toeschouwers aftasten, totdat beiden een toegang hebben gevonden en zich beginnen te verplaatsen door het labyrint dat gevormd wordt door de lege plekken tussen de krukjes, op zoek naar het centrum, op zoek naar elkaar.

De dansen worden afgewisseld met muzikale delen, instrumentaal dan wel vocaal, en dan is de aandacht geconcentreerd op die ene hoek waar de musicus met zijn instrumentarium opgesteld staat. Deze wissel van focus en deze afwisseling van disciplines levert een wat verbrokkelde ervaring op: als publiek moet je steeds op een andere manier waarnemen; het is bijna een fysieke gewaarwording op zichzelf om als publiek te registreren hoe je per onderdeel een ander gebied van je hersens activeert.

Alle dansen voltrekken zich in de Silences uit de titel. Er zijn alleen geluiden die de danser met zijn bewegingen zelf voortbrengt. Ze werken als klankgeworden stilte die op aangename wijze de ruimte vult.

De complexe teksten echter dwingen een ander soort aandacht af. Het lange gedicht Kill the Victor wordt eerst gesproken gebracht door Annabelle Hinam. Haar tempo is zo hoog, dat alleen enkele kernwoorden blijven hangen. In de daarop volgende gedanste solo komt de tekst terug met bewegingen die deels illustratief de tekst begeleiden en daarmee een dimensie toevoegen, waardoor een intrigerend geheel ontstaat. Misschien te vergelijken met het effect dat semi-figuratieve beeldende kunstwerken kunnen hebben: het beeld is nog wel tot zijn oorspronkelijke model te herleiden, maar krijgt van zichzelf ook een eigen betekenis. In gezongen vorm keren delen van deze tekst terug.

Ben-Tal werkt kennelijk vanuit één bron die hem het materiaal verschaft voor verschillende uitingsvormen. Songs and Silences slaagt er niet op alle fronten in die gemeenschappelijke bron helder over te brengen, maar hij creëert zeker in dansvorm een reeks intieme persoonlijke momenten in een uitnodigende setting.

Foto: Ian Robinson