‘Dankjewel. Dankjewel voor de tijd. Dankjewel voor het geduld.’ Dat zijn de eerste woorden van de vrouw tegen de man. Het wordt een afscheid, maar dan onder het motto Afscheid nemen bestaat niet van Marco Borsato. Een dankjewel ‘voor de herkenning van de nood aan geduld’. Abke Haring en Benjamin Verdonck bezingen zonder zang speels in fysieke woorden en beeldenhet leven, zoals ze het zelf noemen. Een heerlijke beleving.

Abke Haring en Benjamin Verdonck horen al een paar jaar tot de vaste groep theatermakers van het Toneelhuis in Antwerpen. Iedere theatermaker krijgt er de kans zijn artistieke ei te leggen, af en toe wordt er samengewerkt. Abke Haring speelt vaak mee in stukken van Guy Cassiers, maar schrijft en maakt er ook haar eigen theater, zoals Flou vorig seizoen. Suggestief uitgepuurd poëtisch talig theater.

Benjamin Verdonck is de man van de lange projecten. Dagenlang in een groot vogelnest boven de straat verblijven of een jaar lang interventies houden in Antwerpen. Maar ook theater met tekst en met veel objecten die hij aan touwtjes het toneel optrekt. Beeldend theater als bespiegeling van het leven. Voor Songs#2 werken Verdonck en Haring voor de allereerste keer samen. En hoe!

Daar staan ze, voor op het toneel, in trashy trainingspakken. Rechts staat een soort hakselaar. Zij kijkt de zaal in, spreekt haar (dank)woorden, haar lichaam trilt licht. Hij kijkt ook voor zich uit. Af en toe kijkt hij naar haar, laat haar woorden van dank die steeds meer tot zinnen uitgroeien, over zich heen komen. Alsof ze in vertraging tot hem doordringen. Losse, onsamenhangende woorden verschijnen in een warme klankstoot in rode letters op het scherm achter hen en verdwijnen in een langgerekte galm. Drie vierde van de voorstelling lichten woorden op, honderden woorden van ‘spaanplaat’ over ‘doorzonwoning’ en ‘pinpas’ tot ‘deadline’.

Zij heeft haar woorden gezegd, ze kijken elkaar aan, geven elkaar een knuffel. Het besluit tot afscheid nemen lijkt beklonken. Hij wil nog een sigaret opsteken, maar heeft geen vuur. Zij ook niet. Dan moet de sigaret maar weg, en daarna moet alles weg. Zakdoekjes, de mobiele telefoon, alles verdwijnt in de shredder, de kleren gaan uit, van hem, daarna van haar. Alles, maar dan ook alles wordt in stukjes versnipperd en verhakseld. Vrij, eindelijk vrij, en als een Adam en Eva dansen, dartelen, buitelen, huppelen, kruipen ze over het toneel in een hof van Eden, tegen, naast, met, op, onder elkaar. Ze paraderen, hij als een schriel maar trots kippetje, zij als een goedglimlachse boodschappen- en beschermengel. Ontwapenend gaan ze met elkaar om op de klanken van een soundscape (van Senjan Jansen) waarin steeds meer de Vier Seizoenen van Vivaldi zijn te herkennen. Vertederend speelt de homo ludens zich vrij. In een volkomen onthechting.

Daarna komt hij aan het woord, stelt eindeloze vragen: ‘Mag ik …,’ ‘Wil je …,’ ‘Kan het ….’ Het fysieke woordenspel gaat over in een trekken aan touwtjes. Sereen, maar tegelijkertijd ook warm, gevoelig. Grote en kleine rechthoekige driehoeken verschijnen op het toneel, schuivend en kantelend, als een mechanisch Bauhausballet in een essentiële versie. Een tedere, zelfs ontroerende spanning ontstaat tussen man, vrouw en de driehoeken. Hoe mooi en warm afscheid nemen kan zijn. Als een levenslied, als een vreugde scheppend Hooglied, als een hartverwarmende zwanenzang. Dit is een pareltje van belevingstheater, van ritueel ervaringstheater. Om te koesteren.

Wie niet kan wachten om Song#2 mee te maken, moet in december naar Antwerpen of Brussel afzakken. In januari en februari ook op verschillende plekken in Nederland en Vlaanderen.

(foto: Frieke Janssens)