Een stuk boter draait gestaag rond. Het volgt het ritme van de magnetron, dat steeds een halve slag sneller en dan weer een halve slag langzamer gaat. Het meisje achter het aanrecht draait mee. Iets sneller, dan weer iets langzamer. Alsof ze de rotatiesnelheid van de magnetron wil controleren met haar lichaam. Of andersom, alsof de magnetron haar lichaam controleert. In Something in this Universe verwelkomt performer Genevieve Murphy ons in een absurdistisch huishouden, waarin ze balanceert opeen grens tussen controleren en loslaten.

In zwarte lakschoenen en donkerblauwe knoopjurk contrasteert ze mooi met haar knalgele keuken. Daarin weegt Murphy – heel Engels – cup voor cup suiker, water en olie af. De cup raakt precies vol, maar overstroomt nooit. Evenmin laat ze een korrel suiker of druppel water op het aanrecht vallen. De suikerzak vouwt ze weer strak dicht, de oliefles wordt stevig vastgedraaid. Het brandschone aanrecht neemt ze af met een schuursponsje dat ze piepend over het oppervlak trekt, strak tussen haar handen geknepen en volledig gefixeerd op het effect dat dat geluid heeft op haar publiek. Dit lijkt iemand die alles onder controle heeft.

Sterker nog, de borrelende keukengeluiden, de muziek die klinkt alsof er buiten lammetjes in de wei dartelen en de zeer precieze gesticulaties wanneer de boter wordt uitgesmeerd over de tafel heeft Murphy zeer strak gecomponeerd. Totdat de borrelende karamel begint te stinken.

Hoe netjes en nauwkeurig moet je zijn om perfectie te bereiken? En wat is perfectie eigenlijk? Waar ligt de grens tussen perfectie en gekte? In Something in this Universe stelt Murphy vragen over uit de band springen, binnen de lijnen kleuren en de grens daartussen. Ze laat je stoutste kinderdromen uitkomen en je tegelijkertijd ineenkrimpen van frustratie. De grote pan met daarin een kleverige, karamelachtige substantie giet ze keurig naast de borden, op de tafel. En die borden doet ze na afloop gewoon in, jawel, de wasmachine, schuimend en met open deur.

Met de fysieke reactie die haar acties oproepen betrekt ze haar publiek in haar gevoelsleven. Je zou haar gefrustreerd willen toeroepen: ‘het is al schoon’. Maar stiekem is het toch ook een droom om een keer de karamel over je tafel uit te smeren, en toe te kijken hoe het richting tafelranden druipt, tot het met een plofje op de grond belandt.

Haar handelingen geven op twee manieren voldoening: enerzijds de theezakjes die ze tot op de centimeter afgemeten naast elkaar hangt en de maizenapakken die symmetrisch staan opgesteld. Anderzijds de voldoening wanneer het tegenovergestelde gebeurt: het keukenkastje ertussenin, waaruit verkruimelde biscuits op Genevieves hoofd vallen.

Die emotie vormt de kracht van Murphy’s performance. Het lijken twee tegengestelde krachten die bij elkaar komen, maar Murphy toont hoe beide dwangmatig of juist extreem bevrijdend kunnen zijn. Tussen waanzin en controle zit maar een klein verschil, een grens die je zo overschrijdt.

Natuurlijk schuilt in de performance een zekere tragiek van iemand die het leven eigenlijk nauwelijks aankan. Maar die tragiek lijkt Murphy, hier, nu, in haar keuken, vooral te willen vieren, ongeacht wat de implicaties daarvan op een mensenleven ook zijn. Want wat is het een heerlijk gevoel van katharsis wanneer de popcorn uit de pan popt, de wasmachine vol borden overstroomt, de discokoelkast opengaat en de gootsteen net niet overstroomt.

De dooddoener van dit stukje zou zijn: gelukkig hoef ik het niet op te ruimen. Na Murphy’s dwangneurotische optreden zou je bijna naast haar op je knieën willen vallen om de voldoening van het schrobben van de vloer te voelen. Zo invoelend was haar performance.

Foto: Thomas Lenden