In het coronatijdperk wordt steeds duidelijker hoe isolatie tot angst en depressie leidt. Choreograaf Marijke de Vos zet dit actuele thema om in een dansvoorstelling waarbij de toeschouwer via een koptelefoon auditief geïsoleerd wordt van de werkelijkheid. Jammer is dat daardoor het contact met de dansers verloren gaat en je zo geen inzicht krijgt in hoe deze kinderen, jongeren en jongvolwassenen met deze gevoelens omgaan.

Solid Maybe speelt op locatie in een ondergrondse parkeergarage. Drie jongvolwassen vrouwen – dansers Sara Miguelote, Kalin Morrow en Viviana Fabiano – lopen in geometrische patronen door de desolate ruimte en kijken verdwaald om zich heen. Na een tijdje worden ze gedubbeld: achter elke danser loopt een jongere versie van haarzelf, een puber, en doet haar bewegingen na. Nog wat later volgt een kind, zodat je drie groepjes van drie dansers ziet, in drie verschillende stadia van het leven.

Het spel met leeftijden is goed gelukt: doordat elk trio een eigen opvallend kapsel heeft, zie je goed wie bij wie hoort. In sommige gevallen lijken de dansers haast klonen van elkaar. De Vos geeft haar toeschouwers een koptelefoon op, waardoor je wordt afgesloten van de werkelijkheid. Je hoort geen omgevingsgeluiden meer, geen voetstappen of het ademen van de dansers. De dansers maken ook geen contact, niet met elkaar en niet met het publiek. Solid Maybe voelt daardoor heel eenzaam, waardoor je als kijker wordt geconfronteerd met wat isolatie met jou doet.

Door deze hermetische aanpak wordt alleen niet invoelbaar gemaakt wat eenzaamheid met de verschillende leeftijdsgroepen doet. Het verschil in leeftijd had meer teweeg kunnen brengen in ieders bewegingspatroon, waardoor je beter inzicht zou krijgen in hoe iedere leeftijdscategorie met angst en depressie omgaat. De choreografie bevat weinig variatie in kleur en bewegingsmateriaal. De geometrische danspatronen herhalen zichzelf steeds en de geselecteerde bewegingen zijn niet bijster origineel. Enkel de kostuums van Rotterdams modehuis Terror Kittens brengen dankzij hun reflecterende materialen wat lucht en speelsheid in de voorstelling.

De elektronische muziek van Robbert Klein sluit nauw aan bij de choreografie: eerst minimalistisch met steeds herhalende patronen, later dreunende beats. De muziek lijkt de bewegingen te bepalen. De dansers horen Kleins muziek via speakers in de parkeergarage en reageren op veranderingen in klank en ritme met hun lichamen. Dankzij de speakers voel je als toeschouwer een paar keer de bassen door je lijf trillen, door de koptelefoons heen. Dat zijn welkome momenten waarop Solid Maybe wel contact maakt.

Geprojecteerde videobeelden tonen de dansers in een andere ruimte, in een black box. Vanuit het idee dat realiteit en fictie in deze voorstelling door elkaar heen lopen, zoals in de aankondigingstekst wordt beschreven, is de inzet van video om een tweede werkelijkheid toe te voegen aan de voorstelling slim bedacht. Alleen voelt de film als een documentaire over het repetitieproces: de dansers dansen dezelfde bewegingspatronen in dezelfde kostuums als in de parkeergarage. De video is te weinig verschillend van wat live gebeurt om spanning, emotie of betekenis toe te voegen aan de choreografie.

Solid Maybe is een taai stuk danstheater dat je confronteert met de eenzaamheid van isolatie. Het zou voor jongeren een goede gespreksopener kunnen zijn om te praten over hun psychische welzijn. Toch is het jammer dat je als kijker niet dichter bij de dansers kan komen, waardoor je niet de kans krijgt om je in te leven in hoe kinderen, pubers en jongvolwassenen die eenzaamheid ervaren. Je blijft als het ware veroordeeld tot je eigen bubbel.

Foto: Rosa Quist