In Solas van LeineRoebana, dat gisteravond in première ging in Chassé Breda, wordt gecommuniceerd via dans, zang, muziek, tekst en gestiek. Manieren van vertellen uit het verleden staan naast hedendaagse uitdrukkingsvormen en alle performers lenen uitdrukkingsmiddelen van de anderen: dansers zingen, zangeressen dansen, muzikanten zeggen tekst. Het stuk zoekt op fascinerende manieren en met veel plezier en vakmanschap het geploeter op in onze lijnen van verbinding.

Het belangrijkste kenmerk van deze voorstelling is het communiceren via verschillende fysieke uitingsvormen. Er is dans, en formeel gezien staan er zes dansers op de vloer. Ze rennen op, iedere keer, dat valt op. En hun dans bevat veel opspringende passen. Daarover later nog een gedachte. Dan zijn er gesproken teksten in allerlei talen en vertalingen. En zoals vaak bij LeineRoebana is een belangrijke component de muziek die live gezongen en gespeeld wordt. David Mackor speelt luit en Wiek Hijmans speelt gitaar. Soms solo, soms samen, soms zijn het liederen van de zestiende-eeuwse Engelse componist John Dowland en soms zijn het eigen, nieuwe composities. Soms zijn de overgangen bot en direct, soms grijpt oud in nieuw.

Telkens staan manieren van vertellen uit het verleden naast die uit het heden. Danser Timon de Ridder vertelt en maakt daarbij gestileerde gestes uit het achttiende-eeuwse theater, Kris Mohammed Adem staat aan de andere kant van de speelvloer als contrast met die gestileerde bewegingen vrij te kronkelen. Zijn houding, ritme en intensiteit zijn van een totaal andere orde dan die van De Ridder. Wij lezen zijn felle scharen, swingen en uitschieten nu als vrij, maar wie weet las een achttiende-eeuwer dat wel als, ik noem maar iets, ziek. Wij zitten nu te puzzelen met De Ridders gestes die ooit heel eenvoudig het gezegde kracht bijzetten.

Nog even over het rennen van die groep performers, haast iedere keer als ze opkomen. Staat het voor de haast waarmee wij in onze tijd leven? We hebben zo’n voorkeur voor directheid, zeker hier in Nederland. Valt dat te verklaren uit de hang naar efficiency, tijd is geld, kom op zeg het, en doorrrrr! Is off-stage onze tijd, en op de speelvloer een andere, en rennen ze zo van de ene tijd de andere in? Het contrast tussen het soms ruig-ritmische gitaarwerk van Hijmans, en de ruimte in het luitspel wanneer Mackor stukken uit de renaissancetijd speelt, onderstreept die tijdgebonden verschillen.

Alle performers lenen uitdrukkingsmiddelen van elkaar. Ik zei al dat er formeel zes dansers zijn. Maar ook de beide zangeressen, mezzosopraan Talitha van de Spek en sopraan Elisabeth Hetherington, en soms ook de musici dansen mee: ze zetten in groepswerk dezelfde passen als de dansers en maken daarbij dezelfde gebaren. Dat wordt met kwaliteit gedaan. Met name Hetherington toont in verschillende scènes hoe het bewegen en het zingen bij haar samengaan. Verrassend is ook het zingen van de dansers. De Ridder maakt die crossover als eerste en is met een lichte tenor een aangename verrassing.

Een scène om te onthouden: Hetherington zingzegt teksten in het oud-Engels, Hijmans zit tegenover haar en ‘vertaalt’ wat zij zegt in het Nederlands. Maar er is op klank vertaald (door Bindervoet & Henkes), dus qua woordbetekenis zegt hij heel wat anders. Qua klankbeeld is het plausibel wat hij doet. De vertaling biedt geen soelaas. Of ze roept de vraag op: wat doe je als je vertaalt? Moet je woord voor woord omzetten, moet je zoeken naar een equivalente intentie, of zoek je verwante klanken? Wanneer is iets een vertaling? Is het niet eigenlijk zo dat we meteen razendsnel aan het vertalen slaan, zodra we onze mond open doen om te zeggen wat we denken of voelen? Is lachen of huilen directe communicatie? Ligt zingen dichterbij lachen en huilen dan bij spreken? En hoe zit dat dan met dansen?

Vaak zeggen we niet precies wat we zeggen willen, al doen we echt ons best. Maar tussen de omweg en de rechte weg schuilt ruimte. Ruimte waarin we ook een belangrijk deel van onszelf tonen. Een deel dat bij een heel directe lijn van communicatie misschien niet eens gebruikt zou worden. Het zoeken en bij elkaar sprokkelen van de woorden, gebaren, toon en kleuring; ook daarin schuilt wie we zijn. Solas laat dat met tien zoekende lichamen zien.

Foto: Anna van Kooij