De Veenfabriek was altijd al behoorlijk dada, maar op de avond die het Leidse gezelschap in de oudste schouwburg van ons land organiseerde, heersten ideeën en chaos als nooit tevoren. Nou, misschien als honderd jaar geleden.  

In 1917 richtte Theo van Doesburg De Stijl op, de revolutionaire kunstbeweging waarbij ook Piet Mondriaan, Bart van de Leck en Gerrit Rietveld betrokken waren. Zes jaar later, op 14 februari 1923 trad Van Doesburg met zijn vriendin Nelly van Moorsel, Vilmos Huszár en Kurt Schwitters op in de Leidse Schouwburg. Het was de slotmanifestatie van de illustere dada-veldtocht. Daar speelde Nelly op de piano marsen voor dieren en een ragtime van Erik Satie. Huszár liet met schaduwbeelden van zijn eigen pop een ‘Simultaneïstisch-méchanische dans’ zien en droeg Schwitters An Anna Blume voor.

In het jaar dat honderd jaar De Stijl wordt gevierd, kan de Veenfabriek die geschiedenis natuurlijk niet onbehandeld laten passeren. Dus zet So You Think You Can Dada?! de Leidse Schouwburg opnieuw op zijn kop. Met Okapi als huisband en Ibelisse Guardia Ferragutti als curator tuigt de Veenfabriek een bonte avond op waar wordt gestreden om de ‘Dada van de dag’.

In de jury zit onder anderen dichter en dadakenner K. Schippers, die een stuk uit Van Doesburgs manifest Het einde der kunst voordraagt. ‘De plaats die voorheen de religie innam, wordt nu ingenomen door de kunst. De kunst heeft ons leven vergiftigd. Het estheticisme heeft allen aangestoken (helaas ook ons). Men kan geen voorwerp aanraken of het is er mede besmet (in Holland beschildert men elke straatklinker met een ornamentje of kwadraatje!).’ Schippers geeft ook dadaïst Hans Arp een stem: ‘hoofd naar beneden / benen in de lucht / stort hij zich in de leegte / waaruit hij is voortgekomen // als een behaarde schotel / als een zogende stoel’.

Van Doesburg koos als dichterspseudoniem I.K. Bonset, dat je mag lezen als ‘ik ben zot’. In verschillende bezettingen komen drie avonden lang kunstenaars langs die de dadaïstische gekte een warm hart toedragen. Jochem Stavenuiter en Paul van der Laan van mimetheatergroep Bambie maken met een rol tape een performance over hun innige verbondenheid. Frank Rosaly presenteert de meest machteloze katapult aller tijden. In de foyer van de schouwburg draaien vijf platenspelers tegelijk Vivaldi, op de trappen zingt Elvis acht keer door zichzelf heen. Carmen Schabracq zorgt voor maskers, Folkert de Jong voor humanoïde kunstwerken, de oude krijger Jaap Blonk voor klankgedichten, over het podium en door de zaal schuifelen een meer dan levensgrote vis en een lampenkamp met een onbekend orgaan erop, in Baignoire A tikt een vrouw boventitels op een ouderwetse schrijfmachine, op het balkon daarboven schuift een man onvermoeibaar geïrriteerd een gordijntje opzij dat steeds weer in zijn gezicht terugvalt. Zo gaat het door tot De Sletjes met postapocalyptische punk iedereen de zaal uitjagen. En morgen is het allemaal weer anders.

Dit is dada, geen dramaturgisch verantwoorde voorstelling, maar een bak herrie en een beeldenbombardement, van vermakelijk tot vervelend en van snel tot langzaam. De ideeën zijn voorlopig nog niet op bij de Veenfabriek.

Foto: Dim Balsem