Het is geen felbegeerde titel, voor zover bekend, maar Nathalie Baartman vindt zich er samen met onder andere Herman Finkers zo langzamerhand toch wel voor in aanmerking komen: Knuffeltukker des vaderlands. Sinds 2004 trekt ze met haar ‘nogal aparte’ cabaret door het land, haar taal en regio. Haar Twentse roots, maar vooral haar blik op deze wereld zijn al die jaren haar ‘unique sellingpoints’ geweest.

‘Wereldvreemd’, lees je altijd, als het over Baartman gaat. Maar zijzelf vindt de wereld vreemder dan zij. Ze is haar te groot, te massaal, te eenvormig, te voor- en overgekookt. En daaruit vloeien haar verhalen. Over Borne, haar dorp, de mensen daar, haar ontmoetingen en belevenissen die het allemaal een beetje overzichtelijk moeten maken. ‘Wat ik hier sta te doen, is geen cabaret, maar pure dagbehandeling’, zegt ze in SNAK, haar post-corona voorstelling.

Baartman blikt eerst eens uitgebreid terug op haar eigen situatie van de afgelopen jaren. Toen ze haar regio niet meer uitkwam vanwege de pandemie en volkomen vertukkerde. Of dat zo’n gelukkige keuze is, kun je je afvragen. Het kabbelt wat aan met onderhoudende verhalen, met de haar kenmerkende idiote onderbrekingen met muziekjes en dansjes. Want een mens moet zich toch oet’n. Uiten.

Het duurt nogal even voor we vat op haar krijgen, een houvast hebben en een lijn kunnen ontdekken en er spanning komt. Die lijn komt met een groepswandeltocht, met kameel, op landgoed Twickel bij Delden. Dan komt ze los met verhalen over de wappie die meewandelt, over Rikkie, die van haar man een op Marktplaats verkregen digitale vibrator met slijtplekken heeft gekregen.

In die tweede helft van SNAK gaat het ook over haar begeerte naar overzichtelijkheid, over haar moeite met het veranderen van de wereld en van haar dorp. En het verdwijnen van haar houvast. Dan vraagt ze zich af waarom ze niet naar mensen kan kijken zoals ze kijkt naar de mieren op haar aanrecht: ‘ach ja, dat doen ze nu eenmaal’. Dan vraagt ze zich af wie zij is te oordelen over al die anderen die wel passen in die eenvormigheid. Mensen met ‘Home’ aan de muur, mensen met jasjes die op glimmende slaapzakken lijken.

Die tweede helft trekt SNAK over de streep. Daarin zingt ze ook twee wonderschone liedjes. Een paar klassieke Baartmans-gedachten op muziek: over haar dorp, waar haar wortels liggen en waar ze weer kind is. En het ontroerende slotlied waarin ze een god terug verlangt. ‘Iets dat naar me kijkt, iets dat naar me luistert’. Dergelijke verlangens hoor je op een cabaretpodium alleen van Nathalie Baartman.

Foto: Willem van Walderveen