Toen de repetities van Slachthuis vijf anderhalve maand geleden begonnen, wisten regisseur Erik Whien en zijn team niet in welke oorlogscontext de voorstelling op 18 maart in première zou gaan. Billy Pilgrim en de Tralfamadoriërs zouden het al wel hebben geweten: deze voorstelling ging, gaat en zal altijd in première gaan tijdens de oorlog in Oekraïne. De theaterbewerking van het anti-oorlogsboek van Kurt Vonnegut zal daarmee niet alleen over de Tweede Wereldoorlog en Dresden gaan, maar ook over Kiev, Lviv, Marioepol, Mykolajiv, over alle jongens die op dit moment op hun kinderkruistocht zijn.

Dat doet theater: het kan compleet andere werelden oproepen maar zal de actualiteit nooit helemaal buiten kunnen sluiten. Door publiek binnen te laten, haal je per definitie de wereld van nu binnen, en die actualiteit ontmoet het kunstwerk. En dus speelt het bombardement op Dresden zich nu tegelijkertijd in 1945 en in 2022 af – theater is ook ‘losraken van de tijd’, acteurs en publiek zijn ook tijdsspastici: we stappen de zaal binnen in het nu, worden door tijd en ruimte geworpen en komen in ander 2022 weer naar buiten.

Vonneguts hartverscheurende en hartverscheurend grappige roman Slachthuis vijf uit 1969, beschrijft het verhaal van Billy Pilgrim, die als Amerikaanse krijgsgevangene een van de weinige overlevenden is van het bombardement op Dresden, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Deze Billy Pilgrim is dus losgeraakt van de tijd, hij schiet voortdurend heen en weer door zijn leven, zelfs tot voor zijn geboorte en na zijn dood. Na de oorlog wordt hij ook nog ontvoerd door aliens, beweert hij: deze Tralfamadoriërs exposeren hem enige tijd op hun planeet, in een dierentuin.

Door los te raken van de tijd, heeft Billy Pilgrim een manier gevonden om met zijn traumatische ervaringen om te gaan. Als alles vaststaat en alles voortdurend tegelijk gebeurt, zoals de Tralfamadoriërs hem hebben geleerd, is er geen noodzaak je op te winden over de gebeurtenissen of verdriet te voelen de dood. Wie sterft is immers tegelijkertijd, in een andere fase van het leven, nog springlevend. Het absurde determinisme is tegelijkertijd bevrijdend, vervreemdend en zeer verontrustend – want het resulteert ook in een personage dat geen enkele energie of richting uit het leven destilleert, iemand die futloos de tijd verduurt maar wél in staat is schoonheid te halen uit de grootste tragiek. Iemand die humor destilleert uit doodsangst, en zó overleeft.

Billy Pilgrim is een sullige antiheld, die als een willoze speelbal van het lot zijn leven zonder verzet incasseert. Bram Suijker vertolkt hem in een fenomenale balanceer-act waarin een gedurfde, haast clowneske lichtvoetigheid een diepe tragiek verraadt. Suijker durft hier ver in te gaan, met kwinkslagen, knipoogjes en twinkelende mimieken, zónder er een trucje van te maken. Die lichtheid biedt hem als acteur nergens een veilige uitweg of een stabiele houvast, maar is altijd een risico, een poging het strakgespannen elastiek nog iets verder uit te rekken. Zijn genereuze, open en veelzijdige spel viel de laatste jaren al vaker op, maar niet eerder stond zijn komische talent in dienst van zo’n diepgewortelde, onontkoombare tragiek.

Naast hem spelen Hannah Hoekstra en Jip van den Dool een fijne reeks aan bijrollen, van de schofterige Roland Weary tot een ontwapenend liefhebbende dochter, die pijnlijk getroffen wordt door het afdwalen van haar vader (mooi invoelend geportretteerd door Hoekstra, met mededogen en pijn). Ook de toeschouwers vervullen nog een rol als Tralfamadoriërs die in de dierentuin deze wonderlijke Aardling aanschouwen en hem vragen mogen stellen (gelukkig communiceren Tralfamadoriërs telepathisch; ze hebben geen stembanden).

Koen Tachelet comprimeerde de veelomvattende roman tot een compact toneelstuk van anderhalf uur – dat soms iets te snel de scènes met elkaar versnijdt; er is weinig ruimte voor rust en indaling. De structuur die Vonnegut hanteert, het constante verplaatsen in tijd en ruimte, is per definitie al theatraal en levert mooie momenten van beeldrijm en contrast op. De scenografie van Marloes van der Hoek en Wikke van Houwelingen en het lichtontwerp van Julian Maiwald zijn met relatief sobere middelen allesbepalend voor de ervaring van de ruimte: dan is er weer dat grote, nagenoeg lege toneel, waar Billy Pilgrim letterlijk doorheen zweeft, los van tijd, later is de ruimte hermetisch, laag, benauwend, bedompt, verstikkend, buitenaards.

Vanwege de emotionele distantie die het hoofdpersoon tot zijn eigen leven ervaart, is de voorstelling Slachthuis vijf eerst en vooral een denkoefening: hoe om te gaan met zinloosheid en geweld, hoe blijf je overeind, hoe verhouden we ons tot onze vrije wil? Zelf schrijft Vonnegut: ‘Dit verhaal kent bijna geen individuen en bijna geen dramatische confrontaties, omdat de meeste mensen die erin voorkomen zo ziek zijn en zozeer speelbal van enorme machten.’ Dit geldt zeker ook voor de hoofdpersoon.

Het voelen komt via een omweg, soms via de personages om Pilgrim heen, maar ook ná de voorstelling, teruggeworpen in onze eigen tijd, in de actualiteit van oorlog en bombardementen in Oekraïne.

Foto: Sanne Peper