Het is een programma van contrasten, Skin of the Mind. Waar voor de pauze in Bedroom Folk de taal van het lichaam regeert, komen daar na de pauze in Tell Your Mom You Love Your Skin de woorden bij. Op 23 september was het programma de eerste première van het Nederlands Dans Theater in Amare, het nieuwe huis dat het NDT deelt met het Residentieorkest, het Koninklijk Conservatorium en voormalig Zuiderstrandtheater.

De beide stukken spelen wel met het groepsgevoel. En dat is iets dat resoneert bij het publiek in deze flinke zaal. Al die lichamen om je heen, het is een bal energie en warmte. Het is ook aftasten, zo voelen degenen die nog naar hun plaats in het midden van een rij moeten schuiven langs heel veel anderen. We zijn het niet meer zo gewend.

Sharon Eyal en Gai Behar maakten Bedroom Folk in 2015 bij NDT. Nu is de groep uitgebreid tot veertien dansers, dus ook op de vloer is een boel kracht en beweging bij elkaar gepakt. De pompende, gelaagde beats van Ori Lichtik en de broeierige belichting dragen bij aan dat gevoel. De groep dansers begint al lopend op een rij, licht gebogen en de schouders rollend, en opereert al gauw als één zwerm die de volle aandacht van die hele zaal opzuigt.

Uit de zwerm klapwiekt soms een danser even los, richt zich op, maakt een sprong, loopt een ronde buiten de lijn of buigt precies de andere kant op. Maar altijd neemt de zwerm de eenling weer op. Het ritme loopt voortdurend door en de zwermleden delen dezelfde emotie, zoals ze daar staan met de schouders hoog en een knuist aan het oog terwijl de beat uit fase loopt – alsof de bouncer ze heeft afgewezen bij de deur van de club. Zou het soms al middernacht zijn?

Alan Lucien Øyen maakt met Tell Your Mom You Love Your Skin zijn eerste werk met en bij NDT. In samenwerking met zestien dansers geeft hij in een reeks abstracte scènes het thema identiteit vanuit verschillende invalshoeken vorm. Gesproken tekst is een belangrijke component, en dansers als Scott Fowler, Isla Clarke, Charlie Skuy (die deze zomer naar NDT1 is doorgestroomd vanuit NDT2) en Tess Voelker gaat dat goed af.

Fowler heeft een pakkende en ontroerende scène aan het begin en einde waarin hij onzeker hakkelend, meanderend en steeds opnieuw beginnend oefent voor een gesprekje. Bij elk woord hoort een houding, een gebaar en een intonatie. Gaat een van die drie mis, dan moet het over, en zo struikelt hij staccato door zijn monoloog.

Skuy blijkt een hele reeks Engelstalige accenten vloeiend in elkaar te kunnen laten overlopen – een grappige, onstuitbare woordenstroom. Clarke, op kousenvoeten op haar tenen lopend, haalt herinneringen op aan schuilen en tevoorschijn komen en zet intussen bij haar mededansers soms een zak over het hoofd. Boston Gallacher manifesteert zich als een kruipende, krioelende en steeds aanwezige joker met elektronisch gemanipuleerde stem. In scherp tegenlicht hangt deze raadselachtige, sinistere figuur in het vierkante venster van de achterwand het feest gade te slaan. Donnie Duncan Jr. heeft een geweldig aanstekelijke sashay, die in een catwalk-achtige scene de hele groep meekrijgt in dezelfde zelfverzekerde passen. Het zijn momenten die eruit springen in een wat ongrijpbaar, vol en lang geheel.

De teksten en bewegingsmotieven zijn soms voelbaar erg persoonlijk, dat is mooi. Dans is in deze aaneenrijging van verhalen en fragmenten ‘maar’ een van de componenten. Dat is een scherpe breuk met het hypnotiserende dansen voor de pauze. Net als de ruimte die Øyen maakt voor de individuele verhalen, die contrasteert met de manier waarop de groep bij Eyal & Behar dat individu telkens terug opneemt.

Foto: Rahi Rezvani