Het zijn uitnodigende sleutelwoorden die Stephanie Louwrier gebruikt in haar nieuwste voorstelling Show must go on, en als het kan ook liefst in de vergrotende en overtreffende trap: ‘vet, vetter, vetst’, ‘cool’, ‘geniaal, geniaalst’. Het is ‘geniaal’ dat ze op het podium staat, omringd met de dingen die bij het theater horen: het publiek, het licht, de muzikant Christiaan Verbeek, een gek podiumpje op het podium met een glittergordijn. En, ‘supervet’ wapenfeit: ze drinkt niet meer, al 66 dagen niet, ze staat nuchter voor ons. Die ‘heel goede match met de alcohol die ze op een slechte manier had’, zoals ze in enkele interviews mooi en scherp benadrukte, is voorbij. 

En nu? Valt ze in een leeg zwart gat, zijn de demonen echt bezworen? In de meteen al ‘fantastische’ (ja, nog zo’n superfijne lofprijzing) openingsmonoloog laat ze de toeschouwers weten dat het helemaal geen woensdagavond 22 september is in Theater Bellevue, maar dat alles wat we zien en wie we zijn, het publiek dus, zich bevindt in het hoofd van Stephanie zelf. De theaterzaal is in het binnenste van haar hoofd. Al heeft ze de drank afgezworen, het sublieme van deze omkering heeft alles te maken met alcoholisme: wie drinkt leeft in een eigen wereld, met wanen, fantasieën, zelfs met mensen die er helemaal niet zijn. Wij dus, de toeschouwers. Dit betekent dat de voorstelling een paradox is: een nuchtere Stephanie Louwrier neemt ons mee in een dronken universum.

De rockende performer die Louwrier is, is nu meer dan ooit ontketend. Ze zingt en swingt op het podium, heeft seks met een taart die uit de podiumhemel ter aarde stort (‘Hoe vet is dat?’), geeft toe aan haar chipverslaving en gaat in dialoog met een gefiguurzaagd jongeman, haar kennelijke vriend dus, die er keurig bijstaat met een behulpzame hand naar haar toegestoken. Hij is de kalme spil waaromheen haar turbulenties kolken.

Ze zingt dat ze niet stopgezet wil worden ‘in dit moment’ en dat ze nu geheel ‘aan staat’. Zijdelings benoemt ze dat haar alcoholisme voortkomt uit de bloedlijn met haar vader, een altijd dronken zeeman met losse handjes die ze pas een maand voor zijn dood (hij had leverkanker) heeft ontmoet. Dit motief komt enkele keren ter sprake, zowel in de liederen als in de tekst zelf. Het is knap dat ze haar vader op geen enkele manier tot schuldige maakt. Ze benoemt het als een feit. Dat is al voldoende.

Louwrier bracht deze zomer een eerdere versie uit van Show must go on op het reizende theaterfestival de Parade. Nu is de voorstelling onder hoede van Rudolphi Producties. Schokkend en brutaal zijn sommige teksten, zoals het lied waarin ze ‘poept op het hoofd van een liftjongen’. Het is niet helemaal duidelijk wat sommige scènes met elkaar te maken hebben, dat is jammer. Na een uur lijkt de voorstelling beëindigd te zijn, duizenden goudkleurige reepjes schitter dwarrelen omlaag en het publiek applaudisseert. Maar nee, we krijgen een fraaie toegift met liederen in de begeleiding van gitarist en toetsenist Verbeek. Die trouwens snel even een flesje drank open heeft getrokken.

Lichtontwerper en vormgever Julian Maiwald en kostuumontwerper Dymph Boss brengen de wereld van disco stijlvol het theater in en regisseur Casper Vandeputte benadrukt de schemerzone van nuchter alcoholisme of alcoholische nuchterheid die we mét Louwrier zijn binnengegaan. Het is fascinerend en losgeslagen tegelijkertijd, een razende theatrale carrousel van een vrouw die onophoudelijk in de vechtstand staat en uitstraalt dat ze zich niet gewonnen geeft. Ondertussen heeft ze haar brave huisvriend tussen de gordijnen weggeschoven. Klein gebaar met grote gevolgen: hem heeft ze niet meer nodig.

Foto: Bart Grietens