Vers van de Toneelschool en Kleinkunstacademie en meteen met een eerste soloprogramma op de planken. Lisa Ostermann laat met Sfeerspons zien wat ze daar en op het Haarlems conservatorium opgestoken heeft. Het is een soort pre-debuut geworden, met veelbelovende aanzetjes.

Een bureautje met een laptop en een kaal peertje, een spotlight om in te zingen en een eendenkostuum aan de muur. De smaakmaker is een projectiescherm, waar ze haar ‘grote decorwissels’ op maakt. Ze kan er originele grapjes mee maken, en onder het mom van ‘voor elk wat wils’ komt er een gevarieerd scala aan foto’s voorbij, van een bloederige Halina Reijn tot een sexy Jamie Dornan.

Ostermann doordrenkt haar show met meta-cabaret. Ze benoemt te pas en te onpas op ironisch droge wijze voor welk publiek welk onderdeel van haar show bedoeld is. Ze doet precies wat ze al direct belooft: het overgrote deel van haar show is ‘musicalesk’ en als zodanig geschikt ‘voor homo’s en huisvrouwen’. Maar ook voor links en rechts geëngageerd publiek heeft ze er elementen in zitten. Respectievelijk ‘vaag poëtisch gedoe’ en ‘gevatte onverwachte mopjes’. Hierdoor blijft ze een beetje afstandelijk, en schermt ze haar eigen persoonlijkheid af.

Prettige uitzonderingen daarop zijn haar kleine momentjes van leedvermaak. Dan speelt ze met dat onbekende; ze is jong, ze is nieuw, wie weet welke misser ze gaat maken. Haar poëtische opening, haar intro van een kinderen-voor-kinderenachtig liedje over menstruatie, als ze vertelt over dierenleed. Even grinnikt ze naar het publiek en dan kapt ze het af. Nee, dat doet ze ons niet aan. Zo’n lekkere foute ingeving als een menstruatielied vraagt om een vervolg, maar het inkoppertje laat ze achterwege.

Inhoudelijk gesproken is het programma een beetje algemeen. Ostermann heeft zich blijkbaar veel alleen gevoeld in haar jeugd. Haar musicalsongs gaan over het afscheid van een knuffelbeer, een half vergeten dronken uitgaansavond, een mooie nieuwe telefoon waar niemand naar belt. Voor een egodocument heeft ze tot haar tweeëntwintigste toch net niet genoeg meegemaakt, zo lijkt het. Haar hele jeugd passeert binnen een uurtje.

Hoogtepunt is een lied over een eendje in zijn eentje. Vrolijk dansend in haar eendenpak, steeds zwaarder puffend, houdt ze de moed erin. Een super vrolijk eendje, dat er maar niet in slaagt zijn plezier te delen met anderen. In het lied schemert een frustratie door, een kritiek die nog tot bloei moet komen. Op het snapchat-leven van haar leeftijdsgenoten, het gebrek aan fysiek contact dat dat oplevert. Maar echt concreet maakt ze die frustratie niet.

Diezelfde belofte zit hem in een losse opmerking halverwege de show. Hoe weinig we geven om dierenleed is een metafoor. Voor waardevolle dingen die we opofferen voor een relatief kort moment van genot. Het is een prikkelende opmerking, maar ze laat het daarbij, en laat ons gissend achter. Zo achteloos dat het niet duidelijk is of ze het meent. Is het weer bedoeld als een opmerking om de links-geëngageerde kijker te plezieren, of toch eindelijk een stukje eigen inzicht dat ze ons niet wilde onthouden? In het vervolg van haar toneelcarrière wordt dat vast duidelijker.

Foto: Linda Grool