Voor Sexual Healing lieten regisseur Jeroen De Man en schrijvers Jan Hulst en Kasper Tarenskeen zich inspireren door de filmklassieker Teorema (1968) én door het Nederlandse tv-programma Ik vertrek. De incompatibiliteit van die twee bronnen leidt tot een voorstelling die steeds meer de weg kwijtraakt.

‘HOUD JE BEK!’ roept Diana de Wael-Mason (Romana Vrede) in een volle schouwburg tegen haar man Stef (Hein van der Heijden). Ze was toch al chagrijnig omdat ze het stuk waarnaar ze zaten te kijken (geestig genoeg Ondine van Jeroen De Man) ‘walgelijk’ vond. Haar man echter was zo meegesleept door de romantiek van de voorstelling dat hij in haar oor fluisterde hoe verliefd hij op zijn vrouw is. Hoe durft hij! Hij snapt toch wel dat ze dan de druk voelt om te zeggen dat ze ook op hem verliefd is, iets wat nu eenmaal gewoon niet waar is?

De spanning tussen de echtelieden, de een nuchter en de ander een hopeloze romanticus, is eigenlijk een mooie metafoor voor de artistieke sensibiliteit van De Man. Vaak probeert zijn werk een balans te treffen tussen romantisch escapisme en postmoderne relativering, wat niet altijd een bevredigend resultaat oplevert omdat beide impulsen elkaar slecht verdragen – zo werd de vrolijke theatersatire in Ondertussen in Casablanca ondermijnd door constante oppervlakkige verwijzingen naar de internationale politieke actualiteit, en maakten de anachronistische grapjes in Ondine het (toch al vrij slappe) drama onklaar. De Man opereert eigenlijk het beste als hij een strakke hedendaagse tekst mag ensceneren, zoals in Cinema, zijn beste stuk van de afgelopen jaren.

Het was dan ook een hoopvol teken dat hij voor zijn nieuwe voorstelling Sexual Healing een samenwerking aanging met het schrijversduo Jan Hulst en Kasper Tarenskeen – niet alleen vanwege hun gave voor scherpe dialogen in een ritmische taal vol neologismen, maar ook vanwege het feit dat zij met een veel hoger slagingspercentage de kloof tussen ironische afstand en doorleefd gevoel proberen te overbruggen.

Het levert in de eerste helft van het stuk een waar theaterfeestje op. We zijn getuige van een noodlottige nacht in het gezinsleven van Diana en Stef, die samenwonen met hun dertigjarige dochter India (Mariana Aparicio Torres), haar aan een rolstoel gekluisterde vriend Boye (Bram Suijker) en Stefs zus Tania (Ariane Schluter), die met psychische problemen kampt. Met zichtbaar plezier bijten de acteurs zich vast in de hilarische dialogen van Hulst en Tarenskeen, die ze met perfecte timing tot hun recht laten komen. Het is vooral een genot om Vrede na zo veel dramatische rollen ook in komedie te zien excelleren – haar botsingen met Van der Heijden zijn een masterclass in absurdisme. In dit deel komt De Man als maker het beste tot zijn recht: hij is altijd al een fantastisch acteursregisseur geweest.

Daarna gaat het echter snel bergafwaarts met Sexual Healing. Het gezin besluit naar Frankrijk te verkassen om daar een nieuw leven op te bouwen. Ze worden daarbij gevolgd door Brent Jansen (Mark Kraan), de presentator van de realityshow On y va, een satirische versie van Ik vertrek. Dit deel van de voorstelling bestaat uit een videoprojectie van het programma, en hoewel het geheel in eerste instantie best geestig is, wordt de belegen insteek (een satire van een realityshow? In 2019? Really?) en de veel te lange speelduur de productie al gauw fataal.

In het derde deel stapelen de soapachtige verwikkelingen zich op tot er bijna niets meer over is van de sterke ambiguïteit die in het eerste deel zo vruchtbaar was. Natuurlijk krijgen de De Waels het deksel op de neus met hun geprivilegieerde zucht naar een ontsnapping uit hun burgerlijke levens, en natuurlijk leidt dat tot het totale uiteenvallen van de familiale samenhang.

Als satire op het verlangen naar greener pastures is dat ten minste allemaal nog coherent – maar De Man zou De Man niet zijn als hij niet toch ook een ode aan dat romantische escapisme zou willen brengen. In het totaal incongruente einde grijpt het mysterieuze personage van Emmanuel Ohene Boafo, die steeds zwijgend op de achtergrond aanwezig was, opeens in, en verleidt de familieleden een voor een om hen de geneugten van overgave, instinct en het lijfelijke bij te brengen – wat hen uiteindelijk toch nog een happy end bezorgt.

Dit slot is duidelijk geïnspireerd op de Pasolini-klassieker Teorema, maar in die film draait het volledige verhaal om de invloed van een mysterieuze vreemdeling op een bourgeois gezin. Door de christelijke en antiburgerlijke context van Pasolini’s film te negeren en de hele film plompverloren in de slotscène te condenseren creëert De Man een einde dat als een tang op een varken slaat.

Bovendien is het nogal problematisch dat de rol van de antithese van de ordelijkheid van beschaving, de vreemdeling die steeds dreigend op de achtergrond aanwezig is, de belichaming van het sensuele, het lijfelijke en het natuurlijke, die volledig onzelfzuchtig ten dienste staat van de personal growth van de andere personages, door de enige zwarte man wordt gespeeld – wiens ‘exotisme’ bovendien nog extra wordt benadrukt door een pruik van lange dreadlocks. Het lijkt wel alsof De Man voor de rol van Boafo zo veel mogelijk raciale clichés in een personage heeft willen vangen.

Sexual Healing loopt uiteindelijk stuk op de onverenigbaarheid van de uiteenlopende inspiratiebronnen. Het heerlijke begin is aan het slot slechts een vervlogen herinnering die uit een andere voorstelling lijkt te komen.

Foto: Sanne Peper