Een maand na het winnen van de Zwaan voor ‘de beste dansproductie 2017’ brengt Marco Goecke een nieuw werk met het Nederlands Danstheater, nu voor jonge dansers van NDT2. En met de choreografie van Wir sagen uns Dunkles ligt ongetwijfeld een nieuwe nominatie in het verschiet.

De zweem van duisternis die over het toneel waart, de ontblote bovenlichamen van de dansers en het unieke, maar herkenbare dansvocabulaire lijken aanvankelijk een herhaling van zetten. En het zappen tussen Schubert, songs van Placebo en later de dissonante klanken van Schnittke kan als een ietwat geforceerde keuze overkomen. Toch is er geen enkele reden om de verwachtingen te temperen laat Goecke meteen zien.

Flitsend, organisch of juist ingehouden, de wijze waarop Goecke bewegingen en energie doceert, is zo in balans dat het nieuwe Wir sagen uns Dunkles meteen staat als een huis. Zijn idioom van abrupt schakelen tussen bewegingsintenties is spannend en legt innerlijke worstelingen bloot. Er zijn opengesperde monden, terwijl handen verkrampen als klauwtjes. Trillingen trekken door ledematen. Adem lijkt te stokken. Met opgetrokken schouders, onrustig en schokkerig, dan weer hoekig en stijfjes manoeuvreren de dansers zich op bijna onnavolgbare wijze door het rijke bewegingsmateriaal in de confrontatie tussen hun binnen- en buitenwereld.

Soms is er een samenkomen van twee personen zoals wanneer een man en vrouw om elkaar heen draaien. Een kus wordt op het laatste moment afgewend als beiden spoorslags in tegengestelde richting van het toneel verdwijnen. De twee mannen die hun plaats innemen durven het wel aan en een sensueel spel tussen de twee volgt.  Maar ook dat is eindig als een derde vanuit het niets tussen beiden komt.

Tegenover de individuen en koppels in Wir sagen ins Dunkles staat zo nu en dan de groep gewoon even stil, voordat een vloedgolf het weer overneemt en handen op de heupen worden geplaatst en de torso’s golven. Goecke schept contrasten met de muziek of laat deze nog dieper bezinken in de bewegingen. Toch overheerst in de choreografie vooral het rusteloze en het verontrustende, maar daar gaat bij Goecke dan wel een enorme aantrekkingskracht vanuit.

De twee daarop volgende stukken van de avond zijn beide ook blijvertjes. Met One on One (2015) won Johan Inger vorig jaar al een Benois de la Danse. De choreografieën van Goecke en Inger verschillen als nacht en dag, maar beide gaan zeer doorwrocht te werk wat telkens weer tot intrigerende en boeiende dans leidt. Het toneelbeeld van One on One met een vloer vol grijze snippers en een vleugel waarop Sepp Grotenhuis Schuberts Impromptus en 21e Sonate speelt, vormt het speelvlak voor een serie duetten waarin onderlinge relaties worden uitgediept. One on One zit goed in elkaar, maar is op sommige momenten toch wat braver dan we gewend zijn van Inger.

‘Geen dansers, maar leden van het menselijk orkest’ staan op de bühne tijdens Cacti (2010) van Alexander Ekman. Met de vier strijkers Tinta Schmidt von Altenstadt (eerste viool), Arnieke Beilschmidt (tweede viool), Naomi Peters (altviool) en Artus Trajko (cello) komt een ritmische en opzwepende compositie op gang. Op ontwapenende wijze schopt Ekman in deze choreografie tegen een aantal heilige huisjes van de eigentijdse dans. Zowel de wollige woordenbrij die soms gebruikt wordt als de ondubbelzinnigheid die in bewegingsopdrachten besloten ligt geven een geestig inkijkje in de danswereld. Cacti is prikkelend en dynamisch en daardoor een sterke afsluiter van het Schubert-programma.

Foto: Rahi Rezvani