Na de nodige stukken van Shakespeare (Niks of Niks, Wintervögelchen en andere), na Bakchai naar Euripides, is nu Schiller aan de beurt om door Jan Decorte onder handen te worden genomen. Ook dit keer puurt Decorte de toneeltekst uit tot zijn essentie, maar hij blijft deze keer wat te veel hangen in het verhaaltje als zodanig.

De terecht als theatergenie omschreven Jan Decorte tastte stukken van Schiller af om uiteindelijk toch bij Die Räuber uit te komen, het stuk dat Schiller op jonge ‘Sturm und Drang’-leeftijd schreef. Het kende in 1782 een heftige opvoering, die zorgde voor een schrijfverbod en een verbanning, maar wordt nu nog altijd tot de Duitstalige literaire theatercanon gerekend.

Decorte beperkt zich tot de hoofdverhaallijn en het uitvergroten van de hoofdpersonages. Franz is de hele slechte broer die kwaad spreekt over zijn heel brave broer Karl waardoor die onterfd wordt door de heel naïeve en zwaar zieke vader. Franz is ook nog zo slecht de heel naïeve Amalia van Karl te willen afpakken. Dat alles wordt ons verteld in een, zoals we ondertussen gewoon zijn, eigen taaltje van Decorte. Geen Standaard-Vlaams of variatie van een tussentaaltje, maar een eigengereid Decortiaans idioom, met bijvoorbeeld ‘brieft’ in plaats van brief of een ‘ik bemins u’. De ene keer vreselijk melig, dan weer poëtisch, metaforisch, treffend en authentiek naturel.

En ondertussen zijn we ook het format van de voorstellingen gewend: deze keer een smartlap als intro, en Jan Decorte himself (als vader en als de slechte Joodse rover) achter de lessenaar zijn tekst lezend en declamerend om daarna opzij te gaan zitten, Sigrid Vinks (als Franz) die dan op haar beurt speels en schalks haar teksten zegt. Michael Vergauwen dartelt in een wit jurkje als Amalia van opzij naar het speelvlak. Deze keer doet ook weer Sara De Bosschere (als Karl) van De Roovers mee. Als toneelstudente deed zij meer dan twintig jaar geleden met een aantal medestudenten van de Herman Teirlinck-academie stage bij Jan Joris Lamers van Maatschappij Discordia in het stuk De rovers. Vandaar de naam van hun nadien opgericht collectief. Dat stuk duurde toen vijf uur, Decorte heeft het nu gereduceerd tot 75 minuten.

Het is veel tekst en weinig beweging, maar ook met suggestieve filmprojectie van een seksuele overweldiging, met een intermezzo waarin een aria uit de Zauberflöte van Mozart voor verstilling zorgt, met mooie scènebelichtingen. In tekst en spel is de tragedie uit die tijd wel veranderd in een komedie. Het is zeker geen klucht geworden, maar een groteske, af en toe in zijn ‘kindlijke’ eenvoud ontroerend. Dat was heel pregnant in zijn vorige stukken, nu echter te weinig. Ik miste dat tikkeltje extra uitgepuurdheid in thema en emotie, dat tikkeltje extra van een tragische ondertoon als een basso continuo, dat tikkeltje extra in gelaagdheid. Het blijft te zeer het verhaaltje, en te weinig Sturm und Drang, te weinig rebellie in theater en maatschappij (wat het stuk zo’n 230 jaar geleden toch in zich had).

Nu is het nog alleen achteraf lachen om die romantische anarchie. ‘We hebben geen zaak om voor te vechten, maar we hebben goed gelachen.’ Voor wie Decorte nog nooit aan het werk heeft gezien, zal zijn format, zijn taal en spel wel een esthetische schok zijn, voor wie hem kent is het weer genieten van de tekst en het aandoenlijke spelplezier van de voortreffelijke spelers. Maar hij/zij zal ook moeten toegeven dat het geheel deze keer toch minder raakt dan vorige keren.

(foto: Danny Willems)